bool. Deze lijnsymbolen varieren van streepjes in ver- schillende lengtes tot bolletjes en kombinaties daarvan. Aan deze lijnen worden gekleurde cijfersymbolen en gedetailleerde puntsymbolen voor kerken, Scholen en andere bijzondere gebouwen toegevoegd. Gekomple- teerd door tekst en de haltestops in weer afzonderlijke kleuren, krijgen deze kaarten iets feestelijks, carneva- lesks. Hier prevaleert de speelsheid van een grafikus over de funktionaliteit. Waar in de stadscentra meerde- re lijnen van streepjes, bolletjes, gekleurde stopjes in bundels komen te lopen, treedt er interferentie op en moet men afhaken. Juist door een gewild gebruik van alle grafische variabelen, ontstaat er onrust in de kaart en is de leesbaarheid verdwenen. Het bedrijf Lineale is er voor Parijs wel in geslaagd een zeer bijzondere kaart te maken. Niet alleen is de ondergrond rüstig gehouden door het gebruik van twee grijstinten, maar ook de vervoerslijnen hebben een en hetzelfde lijnsymbool gekregen. Uit een palet van tien heldere kleuren heeft men aan ieder van de meer dan zestig buslijnen een afzonderlij ke kleur toegekend, zodanig dat twee lijnen van dezelf- de kleur nooit naast elkaar komen te liggen. Doordat alle straatnamen wit uitgespaard werden in de onder grond, kon de toegevoegde tekst- en symbolenlaag overzichtelijk worden gehouden. De Symbolen voor di verse bijzondere gebouwen zijn klein maar duidelijk en ook de verschillende korpsgroottes van de tekst staan in een evenwichtige verhouding tot hun belang in de hierarchische opbouw van de kaart. Kortom, een geslaagd exemplaar. Wetmatigheden in kaartontwerp Kaartlezen wordt door de meeste reizigers met het openbaar vervoer waarschijnlijk vooral gevoeld als een noodzakelijk kwaad. Het zou immers veel plezieriger zijn als voor hun huis de bus stopt die ze vele haltes later slechts hoeven te verlaten om op de plaats van be- stemming te arriveren. Er moet echter overgestapt wor den, soms zelfs meer dan eenmaal, of - nog erger - van vervoerssysteem gewisseld worden. Van belang voor een openbaar-vervoerkaart zijn dus de loop der lijnen, overstappunten, aansluitingen en haltes. Het zou gemakkelijk zijn als men ook thuis al over een handzaam exemplaar kon beschikken (zelden ziet men reizigers onderweg met een kaart bij zieh), maar kaar ten moeten vooral op haltes en in stations opvallend en komfortabel leesbaar aanwezig zijn. Het leerproces is in dat geval uiterst kort en vluchtig, hetgeen inhoudt dat de visualisering eerder moet aansluiten op, bij wij- ze van spreken, de Bosatlas (bekend bij 98% van alle Nederlanders) en de geillustreerde panoramische platte- gronden van grote publiekstrekkers zoals de Efteling en Artis, dan de kaarten van de Topografische Dienst. De grafische kodes en visuele variabelen dienen alge- meen gangbaar te zijn en aan te sluiten op wat men ei ders gewend is in bijvoorbeeld lijfkrant, Ster-reklame, advertenties. huis-aan-huisbladen en de Honeymoon- quiz. Toch kan gesteld worden dat het gebruik van kaarten en plattegronden voorbehouden is aan een relatief klei ne groep 'gevorderden', waarbij een zekere bekendheid met kaarten al aanwezig is. Dit houdt in dat nieuwe, kreatieve ad-hoc bedachte koderingen in de vorm van bijvoorbeeld Symbolen, kleurgebruik en dergelijke wel toegestaan zijn, mits ze duidelijk in een goed ge- plaatste legenda verklaard worden, eenduidig zijn en niet tegenstrijdig met algemeen geldende visuele af- spraken. Het vermögen tot aanpassing bij de gebruiker maakt het mogelijk om verbeteringen en vernieuwingen (stapsgewijs) door te voeren; een eigenschap waarvan kartografen en ontwerpers gretig gebruik maken om steeds betere en mooiere kaarten te maken. Kaarten voor het openbaar vervoer verschillen van an dere thematische kaarten omdat zij voor een groot pu- bliek een openbare nutsinstelling visualiseren. Voor vormgevers is dit een aantrekkelijke kombinatie van 'informatie', 'kommunikatie' en 'design', waarvoor de Engelsen het begrip 'information design' bedachten. 'Information design' kent in Nederland (nog) geen grote traditie. Weliswaar zijn ontwerpers al heel lang werkzaam voor overheids- en semi-overheidsinstellin- gen (PTT, NS), maar de nadruk in hun werk lag toch vooral op de verhoging van de esthetische kwaliteiten zoals die tot uitdrukking komt in bijvoorbeeld de huisstijl. Het probleem van vormgevers is dat het hen vooral ontbreekt aan theoretische uitgangspunten. Zo deze al voorhanden zijn, bereiken ze slechts mondjesmaat de Hogescholen voor Beeidende Künsten waar ontwerpers worden opgeleid, omdat de doelstelling van zowel do- centen als Studenten op de eerste plaats nog altijd meer gericht is op persoonlijke expressiviteit dan op het doen van onderzoek naar wetmatigheden. Uit welke hoek zijn nu die (schaarse) wetmatigheden afkomstig? Dat zijn vooral de ergonomie1 - waartoe ik gemakshalve ook de gedragspsychologie en de zintuig- fysiologie reken - en de 'semiotiek' die vooral vanuit linguistische hoek ontwikkeld is. Een van de belangrijkste bijdragen op het gebied van de 'semiologie graphique' is die van de Franse karto- graaf Bertin in diens gelijknamige boek2. Zijn theorieen zijn echter weinig toegankelijk - ook niet in de adaptatie van de Utrechtse kartograaf Geels3 - om op grote schaal door ontwerpers in hun dagelijks werk toegepast te kunnen worden. Toch lijken de visuele variabelen van Bertin de moge- lijkheid in zieh te hebben om uit te groeien tot een krachtige 'tooT bij het 'information design', bijvoor beeld als checklist of systematisch invulschema. Bij kartografische toepassingen lijkt deze aanpak goed te kombineren te zijn met de methode om allereerst de kaartsymbolen te ontwerpen4. Door de auteur van deze paragraaf is in de loop der jaren een eigen variant op Bertin's model ontwikkeld die, hoewel elke verwijzing naar de oorspronkelijke the orieen van Bertin wetenschappelijk gezien volstrekt on- 26 KT 1989.X V.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 28