integratiekaart is beknopt en to the
point beschreven; hetzelfde geldt
voor de luchtfotomethode. De argu-
mentatie voor het bepalen van de
grootte van de roostervakken is even-
eens sterk.
De evaluatie van de integratiekaarten
geschiedt zowel kartografisch als in-
houdelijk. Voor de kartografische be-
oordeling zijn dusdanige kriteria ge-
kozen, dat de roostervakkaarten hier
wel goed op moeten scoren; er wordt
niet bij meegenomen in welke mate
de gridkaarten de gebruiker aanslui-
ting geven bij het terrein dat ze
bestuderen, en hem landschapsele-
menten uit de kaart in het terrein la-
ten herkennen. Maar wellicht is dat
bezwaar niet geldig als deze kaarten
alleen bedoeld zijn voor gebruik ach
ter het bureau. De inhoudelijke eva
luatie geschiedt op basis van zuiver-
heid en homogeniteit. Tenslotte wordt
de bruikbaarheid nagegaan, aan de
hand van de vraag of de kaarten het
overzicht in/over de landschappelijke
samenhang bevorderen. Dat is uitge-
werkt in het al of niet aanwezig zijn
van een hierarchische legenda, het
onderkennen van hoofdlandschappen
en het gebruik van differentierende
kenmerken. Bij het bepalen van de
kosten van de methoden wordt bij de
roostervakmethode wel het voordeel
van de automatisering meegenomen,
maar bij de kartografie niet; het niet
in de kostenberekening betrekken van
moderne electronic-publishing-
methoden trekt de resultaten wat
scheef.
Den Besten wil bewust geen eindkon-
klusie geven omdat daarvoor nog on-
voldoende onderzoek gedaan is; hij
volstaat met het noemen van een
aantal positieve en negatieve punten
van de verschallende methoden (al
tendeert het naar een voorkeur voor
geografische informatiesystemen). De
Studie is uitnemend gefllustreerd met
kaartbijlagen, die ook zelfstandig een
goed overzicht geven van de schat
van gegevens die de Stichting voor
Bodemkartering mede ten behoeve
van integratie verzameld heeft, en
van de visualisering van de methoden
volgens welke deze integratie kan
plaatsvinden.
F.J. Ormeling
Kraak, M.J., Computer-assisted car-
tographical three-dimensional ima-
ging techniques. Delft: Delft Univer-
sity Press, 1988. Engels, met
samenvatting in het Nederlands. 175
pp., 24 X 16,5 cm, 69 figuren (zwart-
wit), 13 gekleurde illustraties.
ISBN 90-6275-463-5.
Deze dissertatie werd op 27 Oktober
1988 door de Technische Universiteit
Delft als een proefschrift ter verkrij-
ging van de graad Doctor geaccep-
teerd. De promotoren waren prof. dr
ir M.J.M. Bogaerts en prof. dr
F.J. Ormeling.
In zijn proefschrift beschouwt Kraak
karakteristieken van de drie-
dimensionale afbeelding van 'Maps-
to-See' en 'Maps-to-Read'. Hij steh
vast dat een drie-dimensionale af
beelding in het verleden een moeilijke
en bewerkelijke onderneming was.
Daarom heeft hij nu onderzoek ver-
richt naar de toepassing van de kar
tografische theorie en de Computer in
de drie-dimensionale kartografie.
Tegenwoordig zijn er veel dissertaties
die slechts een projekt beschrijven;
deze dissertatie echter is een these
waarin bovendien een nul-hypothese
wordt getoetst.
Kraak heeft voor zijn Studie vier
drie-dimensionale kaarttypen
gekozen:
1. een digitaal terreinmodel;
2. een stadskaart;
3. een prismakaart en
4. een puntsymboolkaart.
Deze vier typen zijn in twee groepen
te verdelen:
kaarten, die in Stereo zijn te bekij-
ken (met een stereoscoop);
kaarten, die niet in Stereo zijn te
bekijken.
De nul-hypothese is: "Voor het
kaartbegrip is er geen verschil tussen
deze twee groepen van kaarten".
Kraak kon deze nul-hypothese niet
weerleggen, maar hij ontwikkelde een
testmethode (met kleuren-
beeldscherm, stereoscoop,
digitaliseer-tablet en Cursor, beeld-
schermtestvragen, en grafische pro-
gramma's met PHiGs-routines), die
bruikbaar is voor elk ander onder
zoek naar verschillende soorten kar
tografische Symbolen.
De testkaarten en vragen zijn afge-
drukt in de Appendices II en III van
de dissertatie. Vijftig geodesie-
studenten hebben aan de test meege-
daan. Enkele voorbeelden van de 87
testvragen zijn: (met een prismakaart
van het aantal Schapen in Australie
op het beeldscherm) 'In welke pro-
vincie zijn de minste Schapen?', of
(met betrekking tot een stereo punt
symboolkaart, waarin kubussen de
Nederlandse universiteiten aandui-
den) 'Tot welke kategorie behoort de
Universiteit van Maastricht - nor
maal, landbouw, technisch?'. Met be-
hulp van de resultaten van de test
kon hij de verschillende typen en
groepen kaartsymbolen vergelijken.
Hij heeft bijvoorbeeld gevonden, dat
het bekijken van een drie-
dimensionale kaart in stereo een snel-
ler maar niet noodzakelijkerwijs be-
ter kaartbegrip oplevert. Hoofdstuk 7
in de dissertatie schenkt aandacht
aan de test zelf en Hoofdstuk 8
bespreekt de testresultaten.
De Hoofdstukken 1 en 2 zijn inlei
dend van aard. Hoofdstuk 3 geeft
een overzicht van de kartografische
theorie en Hoofdstuk 4 beschrijft
hoe mensen de drie-dimensionale we-
reld zien en ervaren. Hoofdstuk 5
kombineert daarna de kartografische
theorie met kennis van drie-
dimensionale perceptie: een kombina-
tie welke een originele bijdrage van
Kraak vormt. In Hoofdstuk 6 be
schrijft hij een procedure voor de
produktie van drie-dimensionale af-
beeldingen; die procedure bestaat uit
het verzamelen van gegevens, de
voor-afbeelding van de kaart en de
manipulatie en uiteindelijke afbeel
ding van de kaart. De voor-
afbeelding is expliciet noodzakelijk
om het informatieverlies, dat altijd
bij een drie-dimensionale weergave
optreedt, te beperken. Appendix I,
ten slotte, beschrijft de struktuur van
de grafische programma's.
Kraak konkludeert, dat de regels van
de kartografische theorie wel degelijk
ook op drie-dimensionale kaarten
toegepast kunnen worden.
Jane Drummond
Cartographie du Corps Medical en
France au 1er janvier 1987.
Solidarite-Sante, Cahiers statistiques
14, avril 1988. Paris: La Documenta-
tion Frangaise, 1988. 15 pp. tekst, 19
kleurenkaarten 1:5 miljoen en 2 iosse
kleurenkaarten 1:2,5 miljoen. ISBN
2-11-001982-4. Prijs 85 Fr.
Na 1979 is een stel maatregelen geno-
men om het aantal huisartsen en spe-
cialisten beter aan de behoeften aan
56
KT 1989.X V.4