vooral bestemd is voor het onderwijs
in de kartografie zo buitensporig
duur moet zijn is niet duidelijk.
G.W.J. van Omme
Brunet, R„ La carte, mode d'emploi.
Paris: Fayard/Reclus, 1987. 270 pp.,
269 ill., 26 X 18 cm. ISBN
2-213-01848-0. Prijs Ff 198,-.
De revolutie van het beeld heeft de
kaart bereikt. Dank zij microcompu-
ters is het maken van kaarten bijna
even eenvoudig geworden als het ne-
men van een foto, maarer komt
ook heel wat kennis van zaken bij
kijken. En een kaart moet behalve
gelezen ook nog begrepen kunnen
worden. De uiterlijke vorm van de
kaart heeft een drastische verande-
ring ondergaan. De kaart is uitge-
groeid tot een geweidig onderzoeks-
en uitdrukkingsmedium. Het is vol-
gens de auteur van La carte, mode
d'emploi, Roger Brunet, tijd om al
die nieuwe ontwikkelingen en ver-
schijningsvormen eens op een rij te
zetten en om de immense nieuwe
mogelijkheden van de kartografie te
ontdekken.
Het boek is verdeeld in zes delen
met in totaal 85 hoofdstukken; elk
hoofdstuk bevat een körte, vaak po-
pulaire tekst en een of meer afbeel-
dingen van een kaart.
Na een körte inleiding ('La chasse
au tresor') begint het eerste deel
'Images du monde', dat 11 hoofd
stukken bevat.
Centraal in dit deel staan de ver-
schillende verschijningsvormen waar-
in de menselijke aktiviteiten kunnen
worden afgebeeld.
Omdat een kaart een afbeelding is
van een verschijnsel dat ergens
plaatsvindt, moet je er iets op kun
nen zien, iets in kunnen ontdekken,
moet je op basis van wat je ziet
beslissingen kunnen nemen of je er
iets bij kunnen voorstellen. In tegen-
stelling tot andere afbeeldingen geeft
de kaart de mogelijkheid om ver-
schilende niveau's in een oogopslag
waar te nemen.
In het tweede deel (7 hoofdstukken)
'Les defis de la carte', onderscheidt
de auteur drie uitdagingen in de
kaart: 1. de manier van lezen van
een kaart, deze is tweedimensionaal;
2. de kaart kan hoeveelheden, onge-
lijkheden e.d. weergeven op een vlak-
ke ondergrond, begrensd door de
verkleinde weergave van een gebied;
3. de kaart kan bewegingen suggere-
ren bijvoorbeeld door middel van
pijlen, door grijswaarden of in
opeenvolging van kaarten.
In dit deel komen ook schaal, pro-
jektie, nauwkeurigheid, generalisatie
en schematiseren aan de orde. Een
kaart is altijd een kompromis tussen
nauwkeurigheid en leesbaarheid.
Twee fundamentele behoeften, zoe-
ken en kommuniceren, worden be-
handeld in het hoofdstuk 'Le catalo-
gue et la vitrine'. In 'La
communication graphique' komt de
auteur tot de konklusie dat kommu-
nikatieve kaarten aantrekkingskracht
moeten uitoefenen, de lezer als het
wäre moeten verleiden en bovenal in-
formatief moeten zijn.
Het derde deel ('Les visages de la
carte') is het meest uitgebreid, het
omvat maar liefst 27 hoofdstukken.
Eerst komen de tien dementen aan
de orde die onmisbaar zijn om een
kaart behoorlijk 'aan te kleden': ti-
tel, legenda, orientatie, koördinaten,
bron, datum, nomenclatuur en de
inhoud van de kaart zelf.
Vervolgens worden de twintig ver
schijningsvormen behandeld zoals
topografische kaarten, wegenkaar-
ten, chorochromatische kaarten, cho-
roplethen, isolijnenkaarten, stippen-
kaarten en satellietkaarten.
De auteur interesseert zieh niet al-
leen voor de manier van weergeven,
maar vooral ook voor de weg die de
gegevens moeten doorlopen voordat
ze in een kaart kunnen worden
verwerkt.
In het hoofdstuk 'Lire et faire la
carte' ligt het aksent op de regels
van de grafische taal. Omdat een
kaart niet alleen gemaakt wordt om
bekeken te worden, maar vooral ook
om begrepen te worden, laat Brunet
17 kaarten de revue passeren over
het herkennen van vormen, van
strukturen, over konvergerende beei
den en het vergelijken van konfron-
taties en samenhangen.
De regels van de grafische grammati-
ka worden uitgelegd aan de hand
van voorbeelden.
Uitgebreid wordt stilgestaan bij de
bewerkingen die het cijfermateriaal
moet ondergaan. Klasseren, ordenen
en afronden worden besproken. Ook
de dynamiek van een ontwikkeling
(bijvoorbeeld groeitrend) kan in een
kaart worden uitgedrukt en gegevens
kunnnen worden gekombineerd om
samenhangen aan te geven (absolute
en procentuele weergave in een
kaart).
Piktogrammen komen marginaal aan
de orde. De schrijver vindt ze te
kitscherig en een belediging voor de
intelligentie van de lezer.
Deel 5 'La carte et les modeles' is
ongetwijfeld het meest boeiende deel
van het boek. In twaalf hoofdstuk
ken komt het weergeven van de
abstrakte werkelijkheid aan de orde,
zoals de invloedssferen van een stad
of de ontwikkelingsassen van de in-
dustrie. Het belang van het weerge
ven van elementaire ruimtelijke
strukturen ('choremes') in een kaart
wordt duidelijk uitgelegd. Er worden
zeven kategorieen onderscheiden die
de vier verschillende grondvormen
punt, lijn, vlak of netwerk kunnen
aannemen. Dit alles gepresenteerd in
een overzichtelijke tabel.
Het laatste deel gaat over de auto-
matisering in de kartografie. Een
aantal Systemen waar de kartografie
gebruik van maakt wordt kort
besproken. De aandacht wordt voor
al gevestigd op nieuwe ontwikkelin
gen en nieuwe mogelijkheden: ani-
matiebeelden met video, het maken
van kunstmatige beeiden en beeld-
transmissie over grote afstand.
In zijn konklusie besluit Brunet dat
de kaart de dode cijfers die menselij
ke aktiviteiten weergeven 'levend kan
maken'. De kaart brengt de dubbele
persoonlijkheid van de kartograaf
naar voren: ontvanger en uitvoerder,
in toenemende mate in een persoon
verenigd door de automatisering.
Kennis van kaarten veronderstelt een
scholing waar onze onderwijssyste-
men weinig rekening mee houden.
Opleiding in het lezen van kaarten
moet gestimuleerd worden. Dat is
een van de redenen waarom Brunet
zijn boek heeft geschreven.
La carte, mode d'emploi is bestemd
voor ieder die met kaarten te maken
heeft: kartografen, geografen, piano
logen, historici. Het is een van de
weinige fundamentele leerboeken die
er op het gebied van kaartgebruik
voorhanden zijn. Daarbij komt dat
het erg helder is geschreven en lo
gisch is gestruktureerd. Moeilijke
woorden en ingewikkelde zins-
konstrukties worden zoveel mogelijk
vermeden. Daardoor is het Frans
ook voor wie daar minder goed in
thuis is redelijk te volgen.
96
KT 1990.XVI.3