genössische Technische Hochschule (ETH) te Zürich, die onlangs 60 jaar werd. De aflevering bevat een aantal bijdragen over onderwerpen die ze- ker in een vergelijkbaar klein land als Nederland belangstelling zullen wekken. Vandaar de volgende be- knopte samenvatting. Het Festschrift opent met de gebrui- kelijke biografie waarin de veelzijdi- ge jubilaris als Student landmeetkun- de, docent, onderzoeker, alpinist, atlasredakteur, veldwerkleider, vriend en kollega ten tonele wordt gevoerd. Vervolgens wordt een körte typering gegeven van de Schweizerische Ge sellschaft für Kartographie, een klei ne vereniging (circa 200 leden) die zieh onder meer verdienstelijk maakt voor de instandhouding van de soort, dat wil zeggen voor de oplei- ding van Zwitserse kartografen. Bo- vendien presenteert zij op internatio nale kongressen door middel van fraai uitgevoerde rapporten het ima- go van de nationale kartografie. In een volgende bijdrage belicht Vio la Imhof, die ook aan de eerste twee meewerkte, de Zwitserse wereldatlas, die de opvolger belooft te worden van de Schweizerische Mittelschulat las die haar in 1986 overleden echt- genoot Eduard Imhof ruim 50 jaar redigeerde. Onder zijn leiding ver sehenen 11 Duitse atlasedities, 9 franstalige en 10 Italiaanse. In 1978 volgde Ernst Spiess leermeester Im hof als atlasredakteur op. Als gevolg van de veranderde positie van het vak aardrijkskunde in het Zwitserse onderwijs werd de 'Schulatlas' om- gedoopt in 'Weltatlas' (evenals dat vroeger met de Bosatlas gebeurde) en ondergaat hij thans ook inhoude- lijk een metamorfose, voor welk doel aan de staf van Spiess een karto- graaf en vier geografen werden toe- gevoegd. Naar verluidt zal de Weltat las in 1992 het licht zien. Dank zij een groter atlasformaat kon de door kaarten ingenomen oppervlakte met circa 50% worden verruimd, waar- door de herziene atlas 350 kaarteen- heden zal bevatten. Een volgend artikel is gewijd aan de nationale atlas van Zwitserland. De eerste editie van dit monumentale, 10 kg wegende werk (vergelijk de eerste uitgave van de Atlas van Nederland) kwam onder leiding van Imhof in de Periode 1965-1978 in 9 afleveringen tot stand. Bij de voltooiing gaf de Bondsraad terstond de opdracht de atlas voort te zetten, te aktualiseren en te vernieuwen. Deze opdracht wordt sedertdien uitgevoerd in nau- we samenwerking tussen het Karto- grafisch Instituut van de ETH en de Zwitserse Topografische Dienst, on der leiding van Spiess, die als voor- zitter van de redaktiekommissie ook op dit terrein in de voetstappen van Imhof trad. Naast zijn onderwijs- taak ziet hij zieh aldus voor de niet geringe opgave geplaatst twee atlas sen, de Weltatlas en de nationale at las, tot een goed einde te brengen! Sedert 1978 zijn alweer drie atlas- afleveringen versehenen. In de volgende twee artikelen, waar- van een van Spiess zelf, worden de konsequenties behandeld van de voortschrijdende computerkartogra- fie voor onderwijs en onderzoek op het Kartografisch Instituut van de ETH, waar men onlangs een interak- tief systeem en een scanner/laser- printer aanschafte. In meer algemene zin, en dan voor geheel Zwitserland, wordt dit vraagstuk nog eens door Kurt Ficker, chef-kartograaf bij Kümmerly und Frey, behandeld. De opleiding was tot voor kort geba- seerd op een reglement uit 1979 dat voorzag in een vierjarige on-the-job training aangevuld met wekelijkse lessen (in totaal 1440 uur) aan de Grafische School te Bern. In 1989 werd overgeschakeld op een nieuwe regeling, beter aangepast aan de computerkartografie, waarbij oefe- ningen in kaartbeschrifting en relief- schaduwering aanzienlijk werden in- gekrompen en de theorielessen in landmeetkunde zelfs werden gehal- veerd. De hieruit voortvloeiende tijd- winst kwam uiteraard de informatika ten goede. Aangenomen werd echter dat een hernieuwde bijstelling van het opleidingsprogramma over circa 5 jaar nodig zal zijn. Vervolgens zijn twee boeiende artike len gewijd aan de kartering 1:50.000 van de Mt Everest, in welk projekt de Zwitsers een belangrijk aandeel hebben gehad. Het initiatief tot deze internationale onderneming ging uit van dr Bradford Washburn, direk tem van het Boston Museum of Science, die er in slaagde Sponsors te vinden en na moeizame onderhande- lingen van zowel China (1981) als Nepal (1984) toestemming verkreeg voor de karteringsvluchten die dan tenslotte in 1984 vanuit Kathmandu door Swissair werden uitgevoerd. De uitwerking van de foto's vond plaats door de fotogrammeters van de ETH te Zürich, terwijl de kartografische vormgeving, inklusief reliefschadu- wering en rotstekening, werd ver- zorgd door de Zwitserse Topografi sche Dienst, die ook de reproduktie voor zijn rekening nam. De oplage- druk (11,5 miljoen exemplaren!) vond plaats op de rotatiepersen van de honderdjarige National Geographie Society in Amerika, de voornaamste Sponsor, die dan ver- volgens als jubileumgeschenk haar tijdschriftabonnees met een exem- plaar van de kaart (52 x 73 cm) verraste. De laatste twee artikelen van het Festschrift zijn van historisch- kartografische aard. Allereerst wor den de wel zeer ongunstige omstan- digheden bekeken waaronder genie- officier Dufour van 1842-1864, in een nog los samenhangend Eedge- nootschap, waarin de kantons nog verschillende lengtematen en munt- soorten voerden en eigen retributies en cijnsen hieven, zijn alom bewon- derde 25-bladige Topographische Karte der Schweiz 1:100.000 kon rea- liseren. In een laatste bijdrage, doorspekt met tal van kaartreprodukties, wordt de verzameling oude kaarten van het kanton Zug behandeld, aangelegd door een zekere Paul Dändiker (1893-1973), landmeter en auteur van het boek Der Kanton Zug auf Land karten 1495-1890 (1968). Onder meer komt in deze bijdrage de kaart van Konrad Türst (1450-1503), stadarts te Zürich, ter sprake die als oudste kaart van Zwitserland doorgaat. Het Festschrift eindigt met een bibliografie van de jubilaris, ver- zorgd door Viola Imhof, waarin vooral in de laatste jaren zijn voor- keur voor computertoepassingen in de thematische kartografie door- klinkt. Mij dunkt dat Ernst Spiess tevreden kan zijn met deze veelzijdi- ge, fraaie aflevering en wij met hem. F.J. Ormeling sr KT 1990.XVI.3 99

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 103