De Topografische Dienst: een nationaal geografisch fT
instituut?
P.W. Geudeke
"Mozes dan zond hen uit om het land Kanaän te verspieden en zei tot hen: Trekt hier het Zuiderland in en trekt op naar het
bergland, en ziet hoe het land is, en of het volk dat erin woont, sterk is of zwak, klein of talrijk; en of het land, waarin het
woont, goed is of siecht, hoe de Steden zijn, waarin het woont, of het in legerplaatsen woont dan wel in vestingen, en of het
land vet is of schraal, of er bomen staan of niet". Numeri 13 vs. 17-20.
Van verspieden tot karteren
In de tijd dat het inwinnen van topografische informa-
tie nog verspieden werd genoemd, was reeds sprake van
een tweevoudig doel voor deze bezigheid. Uit militair
oogpunt was kennis over de kracht van de vijand nood-
zakelijk; voor de inbezitneming en ontginning van het
land wilde men graag meer weten over de bodem-
gesteldheid en de vegetatie. Moderne topografische
kaarten zijn ook door multi-funktionaliteit gekenmerkt.
Het gebruik ervan is zeer breed van professioneel tot
rekreatief, van wetenschappelijk onderzoeken tot na-
tuurminnend wandelen, van militair tot civiel.
Toch zijn de eerste gedetailleerde topografische karte
ringen van grotere gebieden vrijwel allemaal terug te
voeren op een puur militaire behoefte. De ontwikkeling
van geschikte opmetingstechnieken (driehoeksmeting)
rond 1500 vormde daartoe wel een voorwaarde. De kar
teringen van de gewesten door Jacob van Deventer,
keizerlijk-koninklijk geograaf in dienst van de Spaanse
overheid, uit de jaren 1536-1545 vormen een belangrijk
hoogtepunt uit de historie van de kartering van ons
land. In opdracht van Philips II werden tussen 1570 en
1580 door Christiaan Sgroten, eveneens koninklijk geo
graaf, opnieuw de Nederlandse gewesten in kaart ge
bracht.
Een militaire karteringsdienst komt tot stand
Tot het begin van de 19e eeuw heeft het geduurd voor
er een nieuw initiatief werd genomen om het gehele
land uniform en systematisch in kaart te brengen.
Aanvankelijk kwam dit voort uit een niet-militaire be
hoefte. Het Uitvoerend Bewind van de Bataafsche Re-
publiek benoemde in 1798 een kommissie voor de sa-
menstelling van een kaart van het grondgebied om de
nieuw in te voeren administratieve indeling daarop aan
te geven.
De kaartproduktie werd opgedragen aan C.R.T. Kray-
enhoff.
De noodzakelijke opmeting van een driehoeksnet werd
uitgevoerd door Krayenhoff en diverse geografisch inge-
nieurs (militairen met een specifieke opleiding in land-
meten en karteren).
De feitelijke produktie van de kaart werd later onderge-
bracht bij de oudste voorloper van de Topografische
Dienst, het Topographisch Bureau van het Depot-
Generaal van Oorlog, opgericht - naar Frans voorbeeld
- in 1806.
Hier ligt de feitelijke kiem van een centrale, nationale
karteringsdienst die, zoals in de meeste Europese lan
den, werd ingebed in de militaire organisatie. Na de
Franse tijd wordt deze situatie gekontinueerd met de
heroprichting van dit bureau in 1814.
In 1815 wordt het bureau gereorganiseerd en ontstaan
twee afdelingen, de eerste onder leiding van M.J. de
Man, de tweede onder leiding van J.E. van Gorkum. De
Tweede Afdeling zal later bekend worden als de Dienst
der Militaire Verkenningen.
De rivaliteit tussen beide afdelingen zal dan inmiddels al
besiecht zijn ten koste van de Eerste Afdeling, die in
1826 werd weggeorganiseerd.
Een nationaal karteringsplan mislukt
In de beginjaren van het Topographisch Bureau zijn vele
detailkarteringen uitgevoerd op de schalen 1:14.400 en
1:20.000. koeman (p. 193) merkt op dat deze gegevens-
inwinning zeker niet bestemd geweest kan zijn voor de
Groote Kaart van Krayenhoff op de schaal 1:115.200.
Hij konkludeert dat ze bestemd waren voor een topogra
fische kaart van het rijk, naar het voorbeeld van de na
tionale Carte de France, die beschikbaar zou moeten
zijn voor alle kategorieen gebruikers. De toenmalige di
rektem van het Bureau, generaal M.J. de Man, kan
moeilijk verweten worden dat hij als militair geen oog
zou hebben gehad voor de civiele belangen! Het plan
voor zo'n kaart was door hem ingediend en leidde tot
een officiele kommissie die de koning daarover advies
moest uitbrengen.
In de kommissie waren diverse departementen vertegen-
woordigd, onder meer Waterstaat, Onderwijs, Directe
Belastingen (Kadaster), Nationale Nijverheid, Oorlog en
Kolonien. M.J. de Man was voorzitter en Oorlog werd
vertegenwoordigd door luitenant-kolonel J.E. van Gor
kum, direkteur van de tweede 'poot' van het Topogra-
KT 1990.XVI.3
17