werden gescheiden. Het Archief bleef het depot van alle
kaarten, memorien enz., maar de officieren van de eer-
ste afdeling moesten terug naar de Genie en daarmee
werd de eerste afdeling in feite ontmanteld. De tweede
afdeling, de Militaire Verkenningen, bleef onder de Ge
nerale Staf ressorteren en kon in de periode 1820-1830,
gevestigd te Gent, bogen op zeer goede resultaten. Van
Gorkum was een energiek direkteur, die zijn medewer-
kers lessen liet geven in de geologie, de astronomie en
de Nederlandse taal. Er zijn aanwijzingen dat hij zelf
een leerboek voor de topografie heeft geschreven, maar
dat is niet teruggevonden. Wel zijn er tekenvoorbeelden
bekend die hij voor dit boek heeft gemaakt (figuur 1).
Op een van deze voorbeelden geeft hij aan hoe het re-
lief door middel van arceringen moet worden voorge-
steld. Deze methode is een gewijzigde methode van de
voorstelling van Lehmann (figuur 2).
Figuur 2. Arceringsmethoden van Lehmann en Van Gorkum.
Links de arceringsmethode voor de hoogtevoorstelling vol-
gens Lehmann: (1) hellingshoek, (2) zwart-wit verhouding, (3)
overeenkomstige arceringen; rechts de arceringsmethode van
Van Gorkum.
In 1825 kreeg hij de opdracht de Geologische en Mine
ralogische kaart der Zuidelijke Nederlanden samen te
stellen en voor deze kaart liet hij in Gent proeven ne-
men met de steendruk. In 1826 kreeg de Afdeling Mili
taire Verkenningen een eigen drukkerij.
Intussen had van 1820 tot 1827 de 'Commissie de Man'
(genoemd naar de voorzitter M.J. de Man) zieh gebo
gen over de vraag 'hoe een topografische kaart moest
worden samengesteld, die voor alle overheidsdiensten
bruikbaar moest zijn'; ook Van Gorkum maakte deel
uit van de kommisssie. In 1822 werd een rapport uitge-
bracht en daarin werd aanbevolen "om van het hele
land een kaart 1:10.000 samen te stellen uit de kadastra-
le plans, welke door het Departement van Oorlog in het
terrein moest worden gecompleteerd" en tevens "dat uit
deze kaart 1:10.000 de kaart 1:50.000 (in de Bonnepro-
jectie) moest worden afgeleid en gedrukt". Van Gor
kum was het helemaal niet eens met de strekking van
dit rapport. Door zijn persoonlijke kontakten met de
koning kon hij bewerkstelligen dat dit rapport nooit
werd aangenomen. De ingenieurs van de eerste afdeling
hadden intussen wel een bladindeling voor de kaart
1:50.000 ontworpen, die later wel werd gebruikt.
Wijzigingen als gevolg van de Belgische
opstand
In het najaar van 1830 brak de Belgische opstand uit
en de officieren van de Militaire Verkenningen werden
ingedeeld bij de legerstaven. Alleen Van Gorkum bleef
met zijn reproduktiemensen in Gent achter. De opstan-
delingen wilden het gebouw van de Generale Staf en de
Militaire Verkenningen plünderen, maar de graveurs en
drukkers hebben met enkele militairen zes weken lang
stand gehouden. Daarna kregen zij de opdracht om de
archieven van de Generale Staf naar Den Haag over te
brengen en die van de Militaire Verkenningen naar
Leiden.
In 1834 werd een begin gemaakt met de terreinverken
ningen längs de nieuwe zuidgrens in het huidige Noord-
Brabant. De eerste Nederlandse standplaats van de Mi
litaire Verkenningen werd Tilburg.
De steendrukkerij werd in 1836 bij het Departement
van Oorlog ingedeeld en overgebracht naar Den Haag.
In 1848 onstond hieruit het 'Topographisch Bureau' als
een zelfstandig onderdeel van het Departement van
Oorlog. Vanaf die datum is er dus sprake van twee or-
ganisaties, namelijk de Militaire Verkenningen en het
Topographisch Bureau (later Topographische Inrigting
genoemd), die tot 1932 gescheiden zouden blijven.
De terreinverkenningen in Noord-Brabant resulteerden
onder andere in een kaart 1:25.000 van de omgeving
van Tilburg. De kroonprins, tevens de opperbevelheb-
ber, beoordeelde deze kaart als zeer goed en gaf de op
dracht om de hele provincie op deze manier in kaart te
brengen. De kadastrale plans werden daarvoor ver-
kleind naar 1:25.000, op basis van getrianguleerde pun-
ten samengevoegd en van topografische gegevens voor-
zien. Deze veldminuten werden 's winters in het net
overgetekend. De gehele provincie Noord-Brabant was
in 1839 gereed. De kaart was getekend in de Bonnepro-
jektie en bestond uit 34 bladen.
Daarna moesten het Hertogdom Limburg en de ooste-
lijke grens van Gelderland op dezelfde manier worden
gekarteerd. Het bureau der Militaire Verkenningen was
achtereenvolgens gevestigd in Oisterwijk (ca 1837),
's Hertogenbosch (1839), Maastricht (1840) en Arnhem
(sinds 1841); in 1878 verhuisde men naar Den Haag.
De Topographische en Militaire kaart 1:50.000
(TMK)
In 1842 verzocht de chef van de Generale Staf aan de
minister om het hele land op de schaal 1:50.000 te mö
gen karteren en in druk te doen verschijnen. Men be-
gon met blad 50 Breda volgens de bladindeling die in
1822 voor de 'Commissie de Man' was vervaardigd. In
KT 1990.XVI.3
25
a b
1. 25 000