1:50.000 nauwkeurig genoeg en bovendien was de op-
slag en het vervoer van de vele bladen 1:25.000 voor de
legeronderdelen een te omvangrijk karwei. In Neder-
land werd door de minister van Defensie een kommissie
ingesteld om na te gaan of de kaart 1:25.000 voor de
civiele gebruikers nog nodig was, en zo ja, wie de kos
ten van deze kaart ging betalen. Deze kommissie was
van mening dat de kaart beslist noodzakelijk was en
dat de Topografische Dienst deze moest maken. Over
de betaling heeft men vele jaren gepraat, terwijl de pro-
duktie gelukkig gewoon doorging. Eerst in 1989 werd
een acceptabele oplossing voor de financiering ge-
vonden.
Na indringende vragen in 1971 in de Tweede Kamer
over de koördinatie op karteringsgebied gaf de Mi-
nisterraad aan een tweetal externe organisatiebureaus
opdracht na te gaan of er tussen het Kadaster, de Topo
grafische Dienst, de Meetkundige Dienst en de Landin-
richtingsdient meer samenwerking op landmeetkundig
en kartografisch gebied kon worden verkregen. Na een
uitvoerig onderzoek en een rapport werd in 1973 beslo-
ten een permanente kommissie in te stellen, de Coördi-
natie Commissie voor Landmeetkundige en Kartografi-
sche Werkzaamheden (CCLK). Daarin hebben de
direkteuren van deze instellingen zitting; zij bespreken
periodiek hun plannen voor de körnende jaren, hun
aanschaffingen en gaan na waar samenwerking moge-
lijk is.
In kartografische kring kwam de wens naar voren om
de eerste uitgave van de Topographische en Militaire
kaart (TMK) op de schaal 1:50.000 uit de 19e eeuw te
herdrukken en als facsimile voor het publiek beschik-
baar te stellen. Met veel moeite wisten ir J.A. van der
Linden en de bibliothekaris M.F. Fortuin een goed stel
afdrukken van deze kaart te vinden; de afdeling foto-
grafie zag kans om van deze drukken een uitstekend ne-
gatief te vervaardigen. De uitgeverij Unieboek nam het
risiko van deze uitgave op zieh. De uitgave (1973) werd
een sukses; tot heden worden deze kaarten nog geregeld
verkocht.
Ontwikkeling van de reproduktietechniek
Bij de reorganisatie in 1932 ging men bij de reproduktie
over van de steengravure naar de fotolithografie. Dit
hield in dat men direkt uitgaande van de te reproduce-
ren tekening een drukvorm kon vervaardigen. Het origi-
neel moest daarvoor intens zwart zijn op een heldere
transparante ondergrond. In potlood getekende origine-
len moesten in inkt worden overgetekend waarbij men
als tekeningdrager zellon en kodatrace gebruikte, trans
parante materialen die echter nog niet erg maatvast wa
ren. Voor de kaart 1:25.000 werden het zwarte, rode en
blauwe lijnwerk apart getekend en de vlakke tinten op
de drukvorm ingewassen.
Voor de kaart 1:25.000 in de stereografische projektie
werden de potloodtekenstukken 1:16.666 van de ont-
schrankte luchtfoto's verkleind naar de schaal 1:25.000
en gekopieerd op astralon om het lijnwerk voor de drie
kleuren te vervaardigen. Deze werden vervolgens via po-
sitiefkopie overgebracht op de drukplaat.
Voor de kaart 1:50.000 werden de tekenstukken 1:16.666
van de ontschrankte luchtfoto's verkleind naar 1:33.333
en overgebracht op papier dat op aluminium was ge-
plakt, de gids voor de deeltekenstukken.
De fotografie schakelde over op een nieuwe Little-John
kamera met negatiefvlak van 100 x 100 cm en met een
draairaster. Rasters kwamen meer en meer in gebruik,
speciaal voor het kombineren van kleuren en het redu-
ceren van de benodigde drukgangen.
Schrift werd verkregen door gezet boekdrukschrift foto
grafisch op transparante film over te brengen; de na-
men werden dan op hun juiste plaats op een doorzich-
tige ondergrond geplakt. In 1957 kwam een eerste
fotografisch zetapparaat in gebruik, de Hadego.
In 1959 ging men van de astralonkopie over op de foto
grafie, en fabrieksfilm verving de natte collodium-
platen.
Het tekenen op astralon werd vervangen door graveren
en het inwassen van de kleuren door het strippen van
de kleurvlakken met behulp van peelcoats. Deze nieuwe
methoden leverden een duidelijke tijdwinst op.
Na het invoeren van de gravure kwam al gauw de vraag
om bij herziening van kaarten de oude, niet-gewijzigde
situatie op de nieuwe gidsen door te etsen. Als eerste
werd dooretsen toegepast op de nieuwe fotogidsen van
de basiskaart. Bij de herziening werd na de ontschran-
king een nieuw fotobeeld op stabilene aangebracht. Van
het oude blad werden alle veranderde lijnen afgedekt en
de niet-veranderde situatie kon daarna op de nieuwe
kaart worden doorgeetst. De dooretsmethode werd later
ook voor de kaart 1:25.000 gebruikt.
Verplaatsing van de dienst naar Emmen
De Topografische Dienst en haar voorgangers hebben
heel wat vestigingsplaatsen gehad. In maart 1974 kon-
digde de regering aan dat in het kader van de spreiding
van rijksdiensten de dienst naar Emmen verplaatst
moest worden. Na veel besprekingen en Protesten werd
het besluit in 1975 in de TWeede Kamer definitief be-
krachtigd. Deze gebeurtenis heeft een grote invloed ge
had op de werkzaamheden; veel verloop van personeel
trad op en veel nieuw personeel moest worden opgeleid.
Nadat in 1982 in Emmen al met een voorvestiging van
tekenaars en topografen gestart was kwam in juli 1984
de drukkerij in het nieuwe gebouw in Emmen klaar en
werden twee nieuwe tweekleurenpersen geinstalleerd en
later ook de uit Delft overgekomen tweekleurenmachi-
ne. De kamera kwam na een revisie ook uit Delft over
en langzamerhand werd de verhuizing een feit. 15 Okto
ber 1984 werd administratief als overplaatsingsdatum
vastgelegd. Op 20 juni 1985 werd de officiele opening
verricht door mr Pieter van Vollenhoven (figuur 10).
Een kleine groep medewerkers kon tot 1 januari 1990 in
Delft achterblijven om daar de karriere af te bouwen.
32
KT 1990.XVI.3