Figuur 10. Het nieuwe gebouw in Emmen.
Recente ontwikkelingen en Projekten
Intussen ging met flinke vertraging de normale produk-
tie door. Bij de fotogrammetrie werden in 1975 de
foto's 18 X 18 cm vervangen door die met een formaat
van 23 X 23 cm, opgenomen met de Aviogonlens,
brandpuntsafstand 21 cm en op de schaal 1:18.000
(vlieghoogte 3780 m). Deze foto's gaven een besparing
van 20% in de aerotriangulatie en de ontschranking. Er
werd een orthofotoscoop PPO 8 van Wild aangeschaft,
waarmee door partiele ontschranking ook fotobeeiden
van heuvelgebied konden worden gemaakt.
De automatisering deed zijn intrede met de aanschaf
van een Gradicon digitizer, een jaar later gevolgd door
een Contraves elektronische koördinatograaf. Deze
werd bestuurd door een PDP 11-45 Computer, die bo-
vendien gebruikt kon worden voor de blokvereffening
en andere berekeningen. Uiteraard moest voor de eigen
werkzaamheden nog veel programmatuur worden ont-
wikkeld.
In 1978 gaf de Koninklijke Luchtmacht opdracht om
een digitaal terreinmodel van Nederland samen te stel
len. Daarvoor werd een PDP 11-34 Computer aange
schaft met 2 interaktieve werkstations en een drum-
plotter.
Na voltooiing van dit projekt werd alle aandacht ge-
richt op het ontwikkelen van digitale methoden voor de
standaard kaartseries. Na enige relatief eenvoudige
kaarten (Gemeentenkaart, spoorwegkaart) werd in 1981
begonnen met de digitale produktie van de kaartserie
1:250.000. Daarna werd een begin gemaakt met de
kaartserie 1:50.000.
De achterstand bij de produktie van de 1:25.000 was
door personeelsverloop ten gevolge van de verplaatsing
sterk toegenomen. Om de produktietijd van deze kaart
te verkorten werd besloten om de 1:25.000 direkt van de
basiskaart 12.500 te verkleinen. TVvee bladen van de ba-
siskaart werden verkleind en samengevoegd, zodat al
het lijnwerk direkt werd gebruikt voor de zwarte plaat
van de kaart 1:25.000. De huizen werden daardoor
zwart en de wegen bleven onvertekend, dus relatief
smal. De kleuren werden door strippen verkregen. De
gebruikers bleken in het algemeen enthousiast over deze
oplossing. De kaarten kwamen sneller gereed en de
zwarte huizen vond men zeer acceptabel. Toch heeft de
achterstand in de produktie nog tot ver na de verhui-
zing voortgeduurd.
In 1981 werd een nieuw projekt gestart. De ministeries
van Financien en Binnenlandse Zaken wilden informa-
tie over het bebouwingsvolume in de bebouwde kom
van gemeenten, benodigd voor de bepaling van de be-
dragen, die de gemeenten uit het Gemeentefonds ont-
vangen. Na overleg werd besloten daarvoor luchtfoto's
te gebruiken en eenmaal in de 3 jaar het hele land te
fotograferen; partikuliere bedrijven verzorgen de foto-
grammetrische opname, opmeting en digitale vastleg-
ging. De Topografische Dienst koördineert en kontro-
leert dit projekt. De luchtfoto's 1:18.000 worden ook
gebruikt voor de eigen kartering en blijven bovendien
in het foto-archief bewaard, ter raadpleging door
derden.
In 1980 werd besloten een tweede uitgave van de natio
nale atlas samen te stellen. Dit keer werd het een uitga
ve in twintig katernen. Ieder katern behandelt een spe-
ciaal onderwerp zoals bevolkig, geologie, bodemkunde
enz. In 1982 werd het Atlasbureau door de dienst over-
genomen van de Rijksplanologische Dienst en met en-
kele medewerkers uitgebreid. De tweede uitgave kwam
in 1990 gereed.
Afsluiting
Bij een terugblik over de 175-jarige periode van topo
grafische kaartenmakers is het opvallend dat men vaak
technieken die vroeger gebruikt werden later weer ziet
terugkomen. Meestal in een andere vorm maar in prin
cipe wel op elkaar lijkend.
Zo'n voorbeeld is de techniek, die Eckstein ontwikkelde
met zijn driekleurendruk met behulp van de grise-
methode. Ecksteins idee was voor die tijd grandioos.
Ook bij de kaartherziening zien we sommige van de
vroegere methoden in nieuwe gedaante weer opduiken.
Daarnaast zagen we grote veranderingen in methoden
zoals de invoering van de fotogrammetrie, de verken-
ning en hoogtemeting op luchtfoto's, het werken op
polyestermaterialen, de offsetdruk, het gebruik van fo-
tozetapparatuur en tenslotte de overschakeling op digi
tale technieken.
We kijken met spanning uit naar de toekomst.
Noten
Ir L. van Zuijlen is oud-adjunkt-direkteur van de Topografi
sche Dienst.
Bij dit opstel is veel gebruik gemaakt van het boek De Topo
graphische en Militaire kaart van het Koningrijk der Neder-
landen (1973) door ir J.A. v.d. Linden en van aantekeningen
van verschillende oud-kollega's van de Topografische Dienst,
de heren E. Blindenbach, W.M.K. Kalis en ir A.J. Kers.
KT 1990.XVI.3
33