beeld. De nieuwe topografie wordt op het scherm gedi- gitaliseerd en direkt aangesloten. Na het verwerken van de mutaties wordt het nieuwe bestand digitaal ont- schrankt. Voordeel van deze methode: men heeft 'steun' bij het digitaliseren door het afbeelden van het opgeschoonde bestand. Tevens kan het aansluiten van nieuwe van oude topografie direkt geschieden. Nadeel van deze methode: men kan pas beginnen met het digitaliseren als de aerotriangulatie gereed is (de aerotriangulatie levert de parameters voor de schran- king van het opgeschoonde bestand). Ook bij een derde variant wordt het bestand opge- schoond en de geinterpreteerde luchtfoto gescand. Van de luchtfotovergroting wordt vervolgens een digitale or- thofoto vervaardigd. Daarna kan op eenvoudige wijze het opgeschoonde bestand op de digitale orthofoto worden ingepast en beiden op het scherm worden afge- beeld. De nieuwe topografie wordt gedigitaliseerd en di rekt aangesloten aan het oude bestand. De voor- en nadelen zijn dezelfde als bij de tweede me thode. Als extra nadeel geldt de grotere (dus duurdere) rekenkapaciteit voor het vervaardigen van een digitale orthofoto. Van bovengenoemde methodieken zijn mengvormen ook zeer wel denkbaar. Bijhouding bestand 1:50.000, 1:250.000 en 1:500.000 Uit de bijhouding van het bestand 1:10.000 komen een drietal mutatie-(sub-)bestanden voort: een subbestand met verdwenen, een met geherkodeerde topografie en een met nieuwe topografie. Het subbestand (of deel bestanden daarvan) met verdwenen topografie wordt verrasterd en als achtergrond op het scherm gebracht. Het voorhanden zijnde vektoriele bestand 1:50.000 (of deelbestanden daarvan) zal als voorgrond op het scherm worden gebracht. Aan de hand van de nieuwe informatie verdwenen topografie) zal het oude be stand worden bijgewerkt. Dezelfde methodiek zal wor den gevolgd bij het subbestand van geherkodeerde to pografie. Het subbestand met nieuwe topografie zal interaktief worden gegeneraliseerd en opgenomen worden in het bestand 1:50.000. Het verwerken van de drie subbestanden 1:10.000 leidt automatisch tot de aanmaak van een drietal subbestan den 1:50.000 welke op dezelfde wijze dienen voor de bijwerking van het bestand 1:250.000. De produktie van de kaartserie 1:250.000 loopt niet synchroon met de kaartseries 1:10.000, 1:25.000 en 1:50.000. Naast een drietal mutatiebestanden die voort- komen uit de herziening van de kaartserie 1:50.000 wordt bij de herziening van het bestand 1:250.000 ge- bruik gemaakt van externe informatie. Deze extra infor matie wordt vastgelegd op plots op de schaal 1:125.000 welke zijn vervaardigd uit het bestand 1:250.000. De op de plots 1:125.000 weergegeven mutaties worden met be- hulp van konventionele digitizers in het bestand 1:250.000 verwerkt. Op analoge wijze worden de muta tiebestanden voorkomende uit de herziening van het be stand 1:250.000 verwerkt in het bestand 1:500.000. Slotopmerkingen Voorlopig zullen de bestanden herzien worden volgens de momenteel gehanteerde 5-, 7- of 10-jaren cyclus van de diverse kaartseries. Afhankelijk van de vraag uit de markt (en de omvang daarvan) kan een verkorting van de cyclus voor een deel van de bestandsinhoud (zoals wegen en/of waterlopen) overwogen worden. Het hier- voor benodigde bronmateriaal is aanwezig in de vorm van een 3-jaarlijkse fotobedekking van geheel Ne- derland. Tenslotte valt nog op te merken dat van hetgeen hier- voor is beschreven veel nog in praktijk moet worden ge bracht. Getracht zal worden u in de naaste toekomst op de hoogte te houden van alle voorgenomen wijzigingen in het produktieproces welke moeten leiden tot een vol- ledige digitale produktiewijze voor alle topografische kaartseries. Noot Ir G.A.M. Vrijkotte is werkzaam bij de Topografische Dienst te Emmen als hoofd van de sektie Automatisering van de Landmeetkundige Afdeling. Deelbijdragen voor dit artikel werden geleverd door drs N.J. Bakker, hoofd van de Kartografische Afdeling van de Topo grafische Dienst te Emmen. 46 KT 1990.XVI.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 50