kaarten op de schalen 1:250.000 en 1:50.000 door de
NAVO als essentiele kaarten worden aangemerkt. Dit
houdt in dat onder oorlogsomstandigheden in principe
alleen rekening gehouden wordt met de herbevoorra-
ding aan de eenheden met kaarten op deze essentiele
schalen.
Kaartseries
De indeling van militaire kartografische Produkten in
series is ook vastgelegd in een Stanag. Onder een kaart-
serie wordt een groep gelijksoortige kaarten verstaan,
op dezelfde schaal en met eenzelfde bladindeling, ont-
worpen voor een bepaald land of geografische gebied,
ten behoeve van een bepaald doel.
De kaartseries worden verdeeld in kontinentale en regi
onale series, elk met een eigen kaartserienummer.
De kontinentale series krijgen een serienummer van 3
dementen, bijvoorbeeld 1301 of in dementen 1/3/01.
Het eerste dement duidt door middel van een cijfer het
kontinentale gebied aan, dat op de kaartserie wordt
weergegeven. De cijfers 1 t/m 9 staan voor:
1 wereldserie
2 Afrika
3 Zuidpoolgebied
4 Noordpoolgebied
5 Azie
6 Europa
7 Zuid-Amerika
8 Noord-Amerika
9 Pacific
Het tweede element duidt de schaalgroep aan:
1 1:5.000.000 of kleiner
2 1:5.000.000 - 1:2.000.000
3 1:2.000.000 - 1: 510.000
4 1: 510.000 - 1: 255.000
5 1: 255.000 - 1: 150.000
6 1: 150.000 - 1: 70.000
7 1: 70.000 - 1: 35.000
8 1: 35.000 of groter
9 stadsplattegronden
0 fotokaarten op alle schalen.
Het derde element geeft de specifieke serie aan en be-
staat uit 2 cijfers.
De regionale series krijgen een serienummer van 4 de
menten, bijvoorbeeld M 733 of in dementen M/7/3/3.
Het eerste element, een letter, geeft het regionale gebied
aan; enkele voorbeelden:
M Europa
N USSR
R Noord-Afrika
K Midden-Oosten
Het tweede element geeft de schaalgroep (zie boven).
Het derde element is het sub-regionale gebied:
1 Skandinavie
2 Groot-Brittannie
3 Benelux
4 Duitsland
5 Polen
6 Frankrijk
7 Hongarije, Oostenrijk, Tsjechoslowakije
8 Spanje
9 Italie
0 Balkanstaten
Het Vierde element, bestaande uit 1 of 2 cijfers, geeft
de specifieke serie aan.
Enkele bekende militaire kaartseries zijn:
ONC (Operational Navigation Chart); wereldserie
schaal 1:1.000.000
1404 wereldserie schaal 1:500.000
1501 (Ground en Air, zie figuur 1, p. 54); wereldserie
schaal 1:250.000
M733 Nederland schaal 1:50.000
M736 Belgie schaal 1:50.000
M745 Duitsland schaal 1:50.000
Thematische kaarten hebben hetzelfde serienummer als
de topografische kaart, maar zijn voorzien van een ach-
tervoegsel, zoals:
1501-CCM (Cross Country Movement). Deze kaart
serie geeft de begaanbaarheid van het terrein aan
(zie figuur 2, p. 54);
1501 NL-RM (Road Map): Militaire wegenkaart
1:250.000;
M733-RB (Road and Bridge). Dit is een Nederlandse
kaartserie die bepalende faktoren zoals wegbreedte,
sterkte van bruggen en aard van het wegoppervlak
van een vastgesteld netwerk van wegen weergeeft (zie
figuur 3, p. 54);
M733-PIG (Position Information Graphic). De eer
ste bladen van deze Nederlandse serie zijn dit jaar
uitgekomen en geven een opsomming van getriangu-
leerde punten en navigatiepunten. De laatste punten
zijn van belang voor het gebruik van navigatie-
apparatuur in voertuigen en vliegtuigen. Het achter-
voegsel heeft overigens niets te maken met de wijze
waarop deze kaart is uitgevoerd (zie figuur 4, p. 54).
De betekenis van digitale geografische
informatie
Digitale geografische informatie wordt door de huidige
stand van de techniek steeds meer binnen bereik ge
bracht van de krijgsmacht (zie ook het artikel van E.
Kolk, eiders in dit nummer van het KT).
Zo is de Koninklijke Marine al aardig op weg de zee-
kaart te vervangen door een elektronisch Navigatie In
formatie Systeem; de Koninklijke Luchtmacht (KLu)
werkt al jaren met het zogenaamde 'Digital Land Mass
System' (DLMS). Dit bestand wordt onder andere ge-
bruikt voor toepassingen in vliegsimulatoren en in een
door de KLu en het Nationaal Laboratorium voor
Lucht- en Ruimtevaart ontwikkeld missieplannings-
systeem genaamd CAMPAL (Computer Aided Mission
Planning at Airbase Level).
Bij de Koninklijke Landmacht wordt in samenwerking
met het Fysisch Elektronisch Laboratorium van TNO
70
KT 1990.XVI.3