DGI te ontwikkelen en te implementeren in operatione-
le Systemen. De Verenigde Staten (VS), Groot-
Brittannie, de Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk
speien een hoofdrol. Nederland tracht dapper te volgen
en is hierin in vergelijking tot andere kleine landen re-
delijk suksesvol. Om het krachtenveld in beeld te bren-
gen: DMA, de Defence Mapping Agency van de VS,
heeft een personeelsbestand van 8.000, terwijl het Ne-
derlandse Ministerie van Defensie nog geen 170 kaar-
tenmakers op de loonlijst heeft staan.
De eerste DGI-aktiviteiten zijn begonnen in het begin
van de jaren zeventig met het Digital Landmass System
(DLMS). Dit projekt omvat het opzetten van een, grote
delen van de wereld bestrijkend, geografisch gegevens-
bestand ten behoeve van radarsimulatie. Hierop wordt
nog nader ingegaan. Het gegevensbestand voor Europa
wordt in multinationaal verband, opgezet. De deelne-
mende landen vullen elk een deel van het bestand. Elk
land verwerft hiermee het recht op het gebruik van alle
gegevens. Gezien de tijd en de kosten die gemoeid zijn
met het opzetten van een geografisch gegevensbestand
is dit een bijzonder belangrijk uitgangspunt voor inter
nationale samenwerking.
DLMS wordt nog steeds gekontinueerd. De gegevens
zijn in het algemeen afkomstig van de kaartserie
1:50.000 met dien verstände dat een selektie van Objek
ten plaatsvindt zodat het informatieniveau beduidend
lager ligt. Binnen de NAVO geldt als richtlijn dat voor
militaire toepassingen de topografische informatie zoals
weergegeven op de kaartseries 1:50.000 gewenst is.
DLMS voldoet niet aan deze norm. De belangrijkste
doelstelling van de diverse landen is te komen tot een
digitaal gegevensbestand op de schaal 1:50.000. Voor
het tot stand brengen van een dergelijk bestand bestaat
geen internationaal samenwerkingsverband zoals dat bij
DLMS het geval is. Wel is er sprake van enige koördi-
natie via de DGIWG, de Digital Geographical Informa
tion Working Group, een multinationale werkgroep die
tot taak heeft de uitwisseling van DGI in goede banen
te leiden. DGIWG komt nog nader aan de orde. Zowel
DLMS als DGIWG zijn spontane samenwerkingsver-
banden buiten de NAVO om, geinitieerd door de Vere
nigde Staten. Wel is de NAVO gei'nteresseerd in de re-
sultaten, hetgeen in beide gevallen geleid heeft tot
deelname van de NATO Geographical Officer aan de
'policy meetings' (daarnaast zijn er Technical
meetings').
Een aantal landen is min of meer onafhankelijk van el-
kaar bezig met het opzetten van een gegevensbestand
voor de schaal 1:50.000. Voor Duitsland is dat het
TOPIS-systeem (TOPographisches Informations
System) dat zal worden afgeleid uit het civiele ATKIS-
bestand dat door de Landesvermessungsämter van de
deelstaten wordt opgezet.
Nationale behoeftestelling
Binnen het Ministerie van Defensie gelden normen die
leiden tot een toewijzing van gelden voor bepaalde Pro
jekten. De toewijzing is gebaseerd op een behoeftestel
ling die door de betrokken instanties moet zijn onder-
schreven. In 1988 is de Interservice Werkgroep Digitale
Geografische Informatie (IWDGI) opgericht. De werk
groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de
drie krijgsmachtdelen. De taak van de werkgroep is de
behoefte aan DGI te inventariseren en vervolgens, bij
gebleken behoefte, voorstellen te doen voor de opzet
van DGI-systemen. De werkgroep heeft inmiddels de
behoefte aan DGI gei'nventariseerd en bevindt zieh nu
in de fase van een afrondende rapportage.
De positie van de Topografische Dienst
Zoals eiders in dit KT is beschreven, herdenkt de Topo
grafische Dienst dit jaar haar 175-jarig bestaan. In deze
afgelopen periode werden topografische kaarten ver-
vaardigd. De term 'kaartvervaardiging' is recentelijk
vervangen door 'geografische Produkten en informa
tie'. De taak is in principe dezelfde gebleven maar de
toepassingsmogelijkheden van de gegevens zijn en wor
den aanzienlijk verruimd.
Onafhankelijk van de werkgroep IWDGI is de dienst er
al jaren van overtuigd dat er een gegevensbestand moet
komen. Dit bestand moet gestruktureerde vektorinfor-
matie bevatten voor het schaalbereik 1:10.000-1:500.000.
In onze optiek betekent dat, dat er meerdere subbestan
den moeten komen omdat het gehele schaalbereik niet
met een bestand te omvatten is. Om de gedachte te be
palen: voor de schaalbereiken 1:10.000-1:25.000,
1:25.000-1:100.000, 1:100.000-1:300.000, en kleiner dan
1:300.000 zou een gegevensbestand opgezet moeten wor
den. Het doel moet zijn om zowel DGI-applikaties (lees
GIS), als kaartdisplay op een beeldscherm en kaartver
vaardiging te kunnen bedienen.
Tot voor kort waren grote sommen geld gemoeid met
aanschaf en onderhoud van apparatuur. De prijzen zijn
drastisch gedaald en de mogelijkheden van de appara
tuur even drastisch toegenomen. De Topografische
Dienst bevindt zieh daardoor in een positie waarbij
voor hetzelfde geld meer apparatuur aangeschaft kan
worden dan in het verleden gedacht werd. Het ziet er
naar uit dat een aanzienlijk deel van de gewenste in-
vesteringen binnen het huidige begrotingsbudget gevon-
den kunnen worden. Door deze gunstige ontwikkeling
kan de automatisering sneller worden doorgevoerd. Zo
als in de inleiding al werd vermeld, is het streven erop
gericht binnen 10 jaar alle schaalbereiken in digitale
vorm beschikbaar te hebben.
De gegevensinwinnings- en verwerkingskapaciteit wordt
de körnende jaren fors uitgebreid. De aandacht gaat in
de eerste plaats uit naar een voiledig digitaal bestand
van de kaartserie 1:50.000. De volgende fase is een digi
tale gegevensinwinning van de basisgegevens die uit
luchtfoto's 1:18.000 worden verkregen. Op dit moment
zijn beschikbaar: een vektorieel bestand van de kaartse
rie 1:250.000, een wegenbestand 1:50.000 en een up-to-
date rijks-, provincie- en gemeentegrenzenbestand.
Daarnaast is er het DLMS-bestand waarvan ook een
KT 1990.XVI.3
73