hoogtebestand van Nederland deel uitmaakt. De dienst is naast producent ook gebruiker van haar ei gen gegevens. De bestanden voor de kaartserie 1:10.000 zullen dienen als basis voor de herziening van de bestanden 1:50.000 en voor de vervaardiging van de kaartseries 1:25.000 en 1:50.000. Het bestand 1:250.000 dient nu al als basis voor de vervaardiging van een be stand 1:500.000 waaruit binnenkort een kaart 1:500.000 geproduceerd zal worden. Het hoogtebestand wordt in- gezet voor de produktie van basisbestanden uit luchtfo- to's. Eiders in dit nummer van het KT komt de voorge- nomen werkwijze aan de orde. Internationale uitwisseling van bestanden De uitwisseling van bestanden wordt wereldwijd, ei viel en militair, als een 'hot item' ervaren, dat bovendien erg veel weg heeft van een hete aardappel. Alleen al in Nederland bestaan een groot aantal drie-letter-woorden eindigend op UF die elk een UitwisselingsFormaat spe- cificeren. Het doel van uitwisselingsformaten, namelijk om efficient en het liefst volgens een specifikatie gege vens uit te kunnen wisselen met iedereen, is duidelijk. De weg naar het doel is allesbehalve duidelijk. Elk land kampt met deze problematiek. De volgende stap, name lijk om tot een internationale standaard te komen, is voorlopig nog niet gezet, althans in de civiele wereld. De reeds in de inleiding genoemde DGIWG heeft in de eerste helft van 1989 een drietal standaards gepresen- teerd, een voor vektordata en twee voor rasterdata. De vektorstandaard betreft niet alleen de uitwisseling van gegevens maar ook de definitie van de punt-, lijn- en oppervlakte-objekten en de struktuur die de onderlinge relaties tussen de Objekten weergeeft. De naam DI GEST (DIGital Exchange STandard) is er een om te onthouden. De DIGEST-standaard is inmiddels geac- cepteerd door de NAVO-landen. De achterliggende gedachte ten aanzien van de DGIWG is om nationale DGI-inspanningen tevens van nut te la- ten zijn voor de andere DGIWG-leden. De DGIWG heeft tot taak de nationale DGI-programma's te koör- dineren, aanbevelingen te doen met betrekking tot DGI- behoeften en standaardisatie. De huidige leden zijn Bel- gie, Bondsrepubliek Duitsland, Canada, Frankrijk, Groot-Brittannie, Italie, Nederland, Noorwegen en de Verenigde Staten. Hoewel de uitwisselingsformaten beschikbaar zijn, wil dit nog niet zeggen dat de acceptatie ervan een feit is. De huidige fase die doorlopen wordt, is om praktische ervaring op te doen met de formaten. Het addertje on- der het gras zou wel eens kunnen zijn dat de formaten zo veelomvattend zijn dat de uitwisseling van eenvoudi- ge gegevens, dat wil zeggen het gros van de beschikbare gegevens, niet voldoende 'uitwisselvriendelijk' is. Het DLMS-project Het Digital Landmass System is begin jaren zeventig door de Verenigde Staten gestart. Voor het NAVO- interessegebied in Europa is een multinationaal samen- werkingsverband opgezet waarvan in 1990 lid zijn: Bel- gie, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Groot- Brittannie, Italie, Nederland, Noorwegen, Verenigde Staten en, sinds kort, Spanje. Het projekt is opgezet om een gegevensbestand te verkrijgen waaruit gesimu- leerde radarbeeiden kunnen worden afgeleid. Deze beei den worden gebruikt voor radarsimulatie in vliegtuig- trainers en voor radarprediktie ten behoeve van positiebepaling tijdens de vlucht. De DLMS-database bestaat uit twee typen bestanden, te weten een voor hoogte en een voor de terreinstoffering. Uit het DLMS- gegevensbestand wordt voor het genereren van radar beeiden het DRLMS-bestand (R=radar) afgeleid. Het bestand met hoogtegegevens, DTED genaamd (Di gital Terrain Elevation Data), bestaat in twee uitvoerin- gen. DTED level 1 wordt in dit deel van de wereld ge- vormd door een matrix van hoogtepunten om de 3 X 6 breedte- x lengtesecunden. Ter breedte van Nederland betekent dit een hoogtepunt om de 90 x 120 meter. DTED level 2, dat alleen voor Nederland beschikbaar is, heeft een hogere resolutie namelijk een maaswijdte van 1 breedtesecunde bij 2 lengtesecunden (30 x 40 meter). De gegevens zijn grotendeels nog gerelateerd aan WGS'72 maar zullen tezijnertijd in WGS'84 be schikbaar komen1. De hoogten zijn gegeven ten opzich- te van gemiddeld zeeniveau (Mean Sea Level). De nauwkeurigheid van de hoogte bedraagt op grond van de specifikaties minimaal 30 meter, maar is meestal en- kele meters. De hoogten van Nederland zijn afgeleid uit de hoogte- lijnen van de kaartserie 1:50.000 en deels uit de 1:25.000. De hoogte van dijken en andere lokale opho- gingen en afgravingen maken geen deel uit van het DTED-bestand maar zijn een onderdeel van de ter reinstoffering. Afhankelijk van het relief van het terrein bedraagt de maximale hoogtefout theoretisch 5 meter. De intervallen tussen de gedigitaliseerde hoogtelijnen zijn aangepast aan de mate van accidentatie. De stan- daardafwijking in de hoogte bedraagt in vlakke gebie- den enkele decimeters. Het Digital Feature Analysis Data (DFAD)-bestand be staat uit een vektorieel spaghettibestand dat de ter reinstoffering in de vorm van punt-, lijn- en oppervlakte-elementen beschrijft. Naast de registratie van afmetingen, hoogte en aard van de Objekten be staat er een uitgebreide kodering voor radar signifikante kenmerken. De eerste editie van DFAD be- vat geen informatie over wegen, spoorwegen en water- lopen omdat zij niet signifikant voor radar zijn. Inmid dels wordt gewerkt aan een tweede editie die deze gegevens wel bevat. De uitbreiding is het gevolg van het gebruik van DLMS-gegevens voor andere doeleinden dan alleen het radarprojekt waarvoor het oorspronke- lijk is opgezet. Bij de beschrijving van de toepassingen zal hier nader op worden ingegaan. 74 KT 1990.XVI.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 78