Nieuwe bladnummers 64, 65, 67, 68 en 69: de bladindeling gewijzigd N.J. Bakker 17HN7 i JF™fÜi i Inleiding De bladindelingen van de topografische kaarten lijken een lang leven beschoren. De bladnummers die momen- teel worden gehanteerd voor de topografische kaartserie 1:50.000 en de daarvan afgeleide series, zijn ongeveer 170 jaar geleden bedacht. Ze zijn het eerst gebruikt voor de Topographische en Militaire Kaart van het Ko- ningrijk der Nederlanden (TMK), die in de periode 1850-1864 verscheen. Voor veel kaartgebruikers is de aanduiding 32 West al voldoende om zieh een beeld te vormen van een deel van Nederland. Met 69 Oost zul- len ze wat meer moeite hebben; binnen afzienbare tijd kan men op dat blad het drielandenpunt terugvinden. De bladnummers worden niet alleen gebruikt voor de kaartserie 1:50.000; de bladnummers van de kaartseries op de schalen 1:25.000 en 1:10.000 zijn er rechtstreeks van afgeleid. Ook andere karteringsdiensten hanteren dezelfde bladnummers, zoals de Rijkswaterstaat voor de Waterstaatskaart, de Rijks Geologische Dienst voor de Geologische kaart, het huidige Staring Centrum voor de Bodemkaart en de Geomorfologische kaart. Op detailpunten wijken een aantal van de door deze diensten gehanteerde bladindelingen, met het oog op een meer efficiente indeling, wat af van de oorspronke- lijke. De bladnummers worden niet alleen gebruikt voor het benoemen van de kaarten, ook terreinobjekten en lokaties worden ermee aangeduid. Zo geeft de NAM bepaalde aardgasleidingen bovengronds aan met paal- tjes waarvan het nummer begint met het bladnummer van de kaartserie 1:10.000 (figuur 1). De Rijks Geologi sche Dienst duidt haar boorpunten aan met l:50.000-bladnummers, gevolgd door een raai- en volg- nummer. Door deze verstrengeling van bladnummers en inventarisatiesystemen is het voor veel kaartgebruikers ongewenst als de bladindeling en -nummering gewijzigd worden. Toch heeft de Topografische Dienst moeten be- sluiten een beperkt aantal nummers te wijzigen in ver band met een herindeling van de kaartbladen. Deze re- cente wijziging van de bladindeling van de kaarten op de schaal 1:50.000, en daarvan afgeleid ook de series 1:25.000 en 1:10.000, is de aanleiding voor dit artikel. en bladwijzer. 54 van de kaartbladen hebben een kaart- formaat van 50 x 80 cm, 8 bladen zijn op het halve formaat (50 X 40 cm). De basis voor deze bladindeling was al gelegd in het rapport Ontwerp eener volledige Topographische kaart voor het Koningrijk der Nederlanden en het Groother- togdom Luxemburg, dat tussen 1820 en 1822 was sa- mengesteld door de Commissie de Man. Deze kommissie had de opdracht te onderzoeken op welke wijze een algemeen bruikbare topografische kaart van het gehele Rijk zou moeten worden samengesteld. Aanbevelingen ten aanzien van de te gebruiken projek- tie en de gewenste bladindeling vormden een onderdeel van dit rapport. De bladindeling is op de volgende manier tot stand ge- komen. Als projektiemethode werd de projektie van Bonne gekozen. Als centrale (nul)meridiaan in de ge- bruikte projektie werd de meridiaan door de Westerto- ren van Amsterdam vastgesteld. De parallel op 51°30' N.B. werd gekozen tot centrale parallel. Deze parallel ligt voor het huidige Nederland nogal excentrisch in zuidelijke richting, namelijk ter hoogte van het plaatsje Chaam in Noord-Brabant. Dit werd veroorzaakt door het feit dat projektie en bladindeling aanvankelijk be- doeld waren voor het gehele toenmalige Koningrijk der Het ontstaan van de bladindeling 1:50.000 De momenteel gehanteerde bladindeling is, zoals ge- zegd, voor het eerst gebruikt voor de TMK. Deze kaart serie bestond uit 62 kaartbladen, een titelblad, legenda Figuur 1. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) hanteert voor het aangeven van bepaalde aardgasleidingen een nummering die gebaseerd is op kaartbladnummers van de topografische kaart op de schaal 1:10.000. 7?L. 05243- 9911 a.8 KABELS WH j KT 1990.XVI.3 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 81