bijvoorbeeld Map series numbering (het nummeren van militaire kaartseries). Komt er op een bepaald vlak een thema voor standaardisatie in aanmerking dan wordt een van de lidstaten uitgenodigd om een voorstel te doen voor een Stanag over dit onderwerp. Dit voorstel wordt door de landen bekommentarieerd. Na verwer- king van de wijzigingsvoorstellen wordt de gewijzigde Stanag in een algemene vergadering van de Working Party besproken en vastgesteld. Is een land niet in Staat bepaalde onderdelen van de Stanag te volgen, dan kan dat land op zulke punten Re servations maken. In dat geval worden die onderdelen door dat land (nog) niet uitgevoerd. Een lijst van lan den met de betrokken reservations wordt bij de Stanag gevoegd. Alle landen zijn verplicht de aangenomen Sta- nags uit te voeren bij het produceren van kaarten ook al brengt dit extra kosten met zieh mee. Voor de kaartserie 1501 werd geen afzonderlijke Stanag opgesteld, maar een veel uitvoeriger dokument, de Product Specification. Hierin zijn alle voorschriften voor samenstelling, vormgeving en produktie samenge bracht. Hoewel Nederland Stanags en andere overeenkomsten in het algemeen konsekwent uitvoert, hebben wij bij de 4e editie van de speeifikaties toch enkele wijzigingen toegepast, die een gevolg zijn van de aard van het door ons te karteren gebied. Omdat de speeifikaties voor in- ternationaal gebruik zijn vervaardigd, komt het voor dat konsekwente toepassing voor bepaalde gebieden een ongewenst beeld van de werkelijkheid oplevert. Een ver- harde weg in bijvoorbeeld Zaire heeft een andere bete- kenis dan eenzelfde verharde weg in Nederland. Aanpassing van de speeifikaties op bepaalde punten was daarom zeer gewenst. In overleg met de Bondsre- publiek Duitsland werd voorgesteld om een onderscheid te maken in primary en secondary roads. Na goedkeu- ring, kon een betere wegenklassifikatie voor ons dichte wegennet opgebouwd worden. Het voorkomen van veel kassen en obstakels was aanleiding om naar een eigen kartografische oplossing te zoeken. Hoewel deze nog niet officieel is goedgekeurd, zal geen van de lidstaten bezwaar maken tegen de oplossing die voor zo'n speci- fiek Nederlands probleem werd gekozen. Een nieuw begin In 1976 werd begonnen met de redaktionele opzet van de derde editie van de serie 1501 JOG. Juist in die tijd (1977) kwamen de nieuwe speeifikaties voor de JOG- serie ter beschikking. Uit de speeifikaties bleek al spoedig dat de Ground- en de Air-versie zoveel van elkaar verschillen dat er twee aparte kaarten gemaakt moesten worden. Vooral de nieuwe wegenklassifikatie zorgde voor veel hoofdbre- kens. In 1978 volgde daarom een NAVO-overleg over deze, voor drukke gebieden, ongewenste wegen klassifikatie, hetgeen resulteerde in een wijziging van de speeifikaties in 1979. De voorgeschiedenis en de nieuwe opzet van de kaartserie hadden tot resultaat dat beslo- ten werd de kaarten van de grond af aan opnieuw op te bouwen. Per kaartblad werd een geheel nieuwe generalisatie op schaal 1:125.000 gemaakt. Als basis werd gebruik ge maakt van de meest recente bladen van de kaartserie 1:50.000, waarbij de topografie werd geaktualiseerd met verkenningsgegevens, luchtfoto's en tal van externe bronnen. Opbouw digitaal bestand Het verschil tussen de Ground- en de Air-versie droeg ook bij aan het besluit deze serie längs geautomatiseer- de weg te produceren. Immers, uit hetzelfde generalisa- tiemodel moesten twee verschillende kaarten (Ground en Air) worden vervaardigd. Door een handige keuze van 'levels', de aparte niveaus waarop de informatie ligt opgeslagen, konden beide kaarten uit hetzelfde digi tale bestand worden afgeleid. Tevens werden aanvullen- de modellen gemaakt voor die delen van Nederland welke niet op de zes Nederlandse bladen van de 1501-serie voorkwamen. Hierdoor was het mogelijk een digitaal topografisch bestand op de kaartschaal 1:250.000 van geheel Nederland op te bouwen. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de moge- lijkheden van automatisering werden de nieuwe model len zodanig opgezet dat alle topografische elementen door verschillen in kleur, lijndikte en kodering van el kaar waren te onderscheiden. Tevens werden nieuwe kleur- en namenmodellen gemaakt terwijl de lay-out eveneens aan de nieuwe speeifikaties werd aangepast. Het inbrengen van de nieuwe topografie in het bestand kreeg zijn beslag door de hartlijnen van de topografie vanaf de modellen te digitaliseren en te voorzien van aparte kodes. Door de hartlijn van een topografisch Ob jekt, bijvoorbeeld een kanaal, te voorzien van de voor- geschreven tekenkode was het mogelijk om het objekt met de juiste maatvoering op een plot of gravure af te beeiden. Voor de opbouw en weergave van de wegen klassifikatie diende veel nieuwe Software ontwikkeld te worden. Met behulp van kontroleplots, op de schaal van de ge neralisatie, kon nagegaan worden of de koderingen en de ligging van de topografie juist waren ingebracht. Het graveren van een proeffragment van blad Amster dam met de automatische tekentafel (Contraves) vond plaats in 1981. De echte kaartproduktie volgde in de ja- ren 1982-1983 nadat alle kinderziekten waren over- wonnen. Met de automatische tekentafel werd de volledige trek, gescheiden naar kleur voor Ground- en Air-versie, op graveergidsen gerealiseerd. Voor de kleurvullingen en het schrift moest de bekende methode van peelcoaten en schriftmontage worden gevolgd. Ook de verdere kar tografische afwerking tot drukplaten voor de afzonder lijke bladen van de Ground- en Air-versie verliep vol- gens de klassieke werkmethoden. 84 KT 1990.XVI.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 88