Zeventiende-eeuwse Nederlandse globes: gemaakt voor de navigatie of niet? P.C.J. van der Krogt Inleiding In dit artikel wordt nader ingegaan op de handel in globes in de zeventiende eeuw. Op zieh een eenvoudige vraag, maar niet zo eenvoudig te beantwoorden. Er zijn geen archieven van globehandelaren uit die tijd (ook niet uit latere tijden) bewaard gebleven. Informatie over handel en produktie moet uit andere bronnen afgeleid worden. Uit de vroege zeventiende eeuw hebben we slechts een klein houvast. Op 1 februari 1608 gingen Hendrik Flo- ris van Langren en zijn zwager Jacob Reyersz. naar de notaris1. Hendrik Floris van Langren was de zoon van Jacob Floris van Langren, de eerste globemaker in Am sterdam. Omstreeks 1600 had Jacob zieh teruggetrok- ken en de globehandel aan zijn zoons Arnold en Hen drik overgelaten. Arnold, de oudste zoon, was de meest aktieve van de twee, maar had daarbij ook een niet al te fraaie levenswandel. In 1607 vluchtte hij voor zijn schuldeisers met achterlating van al zijn bezittingen naar de zuidelijke Nederlanden, die in oorlog waren met de noordelijke provincies. Hendrik stond er nu al- leen voor in Amsterdam. Misschien zijn ongeschikt- heid, maar zeker ook het financieel wanbeheer van zijn broer en compagnon, hadden tot gevolg dat Hendrik het niet alleen kon rooien. Hulp was snel gevonden in de persoon van Jacob Reyersz., die gehuwd was met Hendriks zus Annetge. Jacob wilde de afspraak wel of- ficieel vastgelegd zien, omdat hij niet het risiko wilde lopen dat ook Hendrik zou vluchten. De gemaakte afspraken zijn voor ons onderwerp van belang. Hendrik belooft 600 kleine globes te maken, 300 aard- en 300 hemelglobes, waarvan er 48 reeds gereed en ver kocht zijn. De onkosten voor het afdrukken, maken van de bollen, de horizonten, het inkleuren en het ko- perwerk worden door beiden gedragen, elk de helft. Hendrik - die al het werk doet - krijgt uit Jacobs deel nog 1 gülden per globe. Van de verkoop buiten de Vere- nigde Nederlanden krijgt elk de helft van de winst. Bei den krijgen het recht globes tegen de kostprijs te ko- pen, zoveel als ze maar willen, en deze binnen de Verenigde Provincien te verhandelen. Pas als alle 600 globes verkocht zijn (verminderd met het aantal globes, dat Jacob Reyersz. voor eigen rekening binnenslands verkocht heeft) mögen beiden voor eigen rekening glo bes naar het buitenland verkopen. Twee facetten van deze afspraak zijn voor ons van bij- zonder belang. Op de eerste plaats het belang van de buitenlandse handel. Uit andere bronnen was al ge- noegzaam bekend dat Nederlandse globes in geheel Eu ropa verkocht werden. Het meest interessante van dit kontrakt is het aantal genoemde globes: 300 aard- en 300 hemelglobes, dus 300 paren, waarvan reeds 24 pa- ren gemaakt zijn. Wanneer we bedenken dat van deze soort slechts een aard- en een hemelglobe bewaard ge bleven is2, kunnen we ons een voorstelling maken van het grote verliespercentage in drie vier eeuwen. Globes voor de scheepvaart? Aan wie werden deze enorme hoeveelheden globes ver kocht? Anders geformuleerd: Waarom zijn globes ge maakt? Meer speeifiek: Is de veronderstelling juist dat Figuur 1. Hemelglobe van Blaeu (23 cm, 1602) met alle on- derdelen van de montage: stoel met kompas, horizonring, meridiaanring, uurcirkel met uurwijzer en kwadrant (coli. Rijksmuseum 'Nederlands Scheepvaart Museum', Amster dam; foto: R.A.J. van der Krogt). 18 KT 1990.XVI.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 20