Toepassing van geografische informatiesystemen in
Nederland
H.J. Schölten
Het is al meer dan honderd jaar geleden, dat er in Ne
derland heftige diskussies gevoerd werden over het
bestaansrecht van een nieuwe wetenschapstak, de Socia
le Geografie. Enerzijds moest de sociale geografie zijn
recht op existentie aantonen tegenover de sociale weten-
schappen, anderzijds was er de meer interne diskussie
met de fysisch-geografen. Uiteindelijk bleek het moge-
lijk voor de sociale geografie zijn bestaansrecht met
sukses te verdedigen. De ruimtelijke komponent, die
een belangrijke rol speelde in dit nieuwe vakgebied,
deelde zij weliswaar met de fysische geografie, maar
was uniek in de verklaring van de maatschappelijke
Processen en daarmee in de opstelling tegenover de an
dere sociale wetenschappen.
In de afgelopen jaren heeft de sociale geografie talrijke
begrippen en koncepten naar voren gebracht, die van
belang zijn bij de analyse en verklaring van de ruimte
lijke Processen, zoals ruimtelijke diffusie, interaktie,
toegankelijkheid, verzorgingsgebieden en dergelijke.
Aan deze begrippen zijn veelal analytische methoden en
technieken gekoppeld, die kunnen worden gebruikt bij
de operationalisatie van deze begrippen, zoals diffusie
en interaktiemodellen.
Na de tweede wereldoorlog, en in Nederland aan het
eind van de jaren zestig, zien we binnen de sociale geo
grafie een nieuwe wetenschapstak ontstaan, die wel
wordt aangeduid met de term Kwantitatieve Geografie.
Deze maakte gebruik van de vooruitgang, die in de sta-
tistiek was geboekt, en breidde de statistische kennis
verder uit door specifiek in te gaan op de ruimtelijke
komponent (bijvoorbeeld ruimtelijke autokorrelatie).
Naast de ruimtelijke statistiek, werd binnen de kwanti
tatieve geografie veel aandacht besteed aan de verdere
ontwikkeling van modellen binnen de geografie. Deze
werkzaamheden werden deels mogelijk gemaakt door
de steeds groter wordende stroom aan gegevens, maar
anderzijds noodzaakte juist diezelfde grote stroom ge
gevens tot het gebruik van modellen.
De groei van de toepassing van statistische technieken
en modellen werd mede bepaald door de opkomst van
de Computer. Dezelfde Computer maakte het ook moge
lijk, dat op zeer grote schaal informatie kon worden
opgeslagen en beheerd. Informatiesystemen deden hun
intrede. Aanvankelijk bestonden deze veelal nog in
kombinatie met de belangrijkste statistiek-
programmatuur, maar langzamerhand zien we in de ja
ren tachtig toch een overgang naar volledig autonome
informatiesystemen. Ook in de sociale geografie zagen
we de opkomst van deze 'data base management'-
systemen. Het is echter opvallend, dat men er niet in
slaagde de voor het vak toch zo belangrijke ruimtelijke
komponent in deze Systemen onder te brengen.
Aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de
jaren tachtig komen wel de eerste eenvoudige automati
sche kaarttekenpakketten (deurloo, 1981), die het mo
gelijk maken de ruimtelijke komponent in ieder geval
uit te tekenen.
Er zijn twee belangrijke verklaringen waarom de eerste
geautomatiseerde informatiesystemen niet in Staat wa
ren de ruimtelijke komponent op efficiente wijze mee te
nemen. Allereerst bestaan ruimtelijke gegevens uit een
enorme hoeveelheid x- en y-koördinaten en het beheer
en het manipuleren van deze grote hoeveelheden gege
vens vereiste zeer veel computerkapaciteit, die op dat
moment zeker nog niet algemeen voorhanden was. Een
zeker zo belangrijk probleem vormden de ruimtelijke
gegevens zelf, die immers van verschillende aard zijn.
Zo zijn er gegevens die betrekking hebben op punten
(de plaats van een boom of de piek waar een ongeluk
is gebeurd), op lijnen (de weg of spoorweg tussen twee
plaatsen), en op vlakken (het gebied van een gemeente
of provincie of een verzorgingsgebied). De grote varia-
tie in de ruimtelijke komponent van de gegevens maak
te het ook moeilijk deze gegevens op een efficiente wij
ze op te slaan en er ook nog mee te manipuleren.
Aan het eind van de jaren zeventig wordt er toch een
begin gemaakt met de automatisering van de totale
ruimtelijke informatie. De verbetering van de
computerhard- en Software, en specifiek de ontwikke
ling van de relationele database-management-
pakketten, boden de mogelijkheid tot de bouw van
geografische informatiesystemen (GIS).
Het duurde nog een aantal jaren voor we in West-
Europa de GIS-systemen in gebruik gingen nemen en
dan nog op zeer kleine schaal. De Nederlandse over-
heid (Rijksplanologische Dienst) nam in 1985 het eerste
systeem in gebruik (schölten, 1987) en binnen een
dienst bleek het werken met dit soort Systemen allesbe-
halve eenvoudig te realiseren (schölten padding,
1990). Het duurde tot 1988 tot er meerdere gebruikers
in Nederland kwamen.
Inmiddels is de groep gebruikers groot, en de groep po-
tentiele gebruikers nog vele malen groter. Daarmee is
het produkt dus volledig geaccepteerd. Toch is het en-
thousiasme van de laatste jaren over de mogelijkheden
van GIS niet unaniem. Met name de kwantitatief-
geografen bleken al snel skeptisch tegenover de poten-
KT 1990.XVI.4
27