programma's Vektorisatie en automatisehe attribuutkodering R.J. van Essen en P. Boulerie j I f ti f ifLSCtlC Dit artikel vormt de neerslag van het tweede en derde gedeelte van een onderzoek in opdracht van de OEEPE (Organisation Europeenne d'Etudes Photogrammetri- ques Experimentales), dat gedurende de periode Sep tember 1989-februari 1990 heeft plaatsgevonden bij de vakgroep Kartografie van het ITC in Enschede. Het on derzoek als geheel rieht zieh op de kartografische Pro blemen bij het proces van automatische digitalisering. In het eerste gedeelte van het onderzoek is onderzocht welke Problemen in de praktijk optreden bij het scan nen van kaarten en wat de mogelijkheden en beperkin- gen zijn van goedkope Scanners voor de kartografie. De resultaten zijn beschreven in het artikel van bosma et al. in Kartografisch Tijdschrift 1989.XV.4. Uit het eerste onderzoek zijn een aantal Problemen naar voren gekomen. Deze hangen enerzijds samen met het proces van vektorisering en anderzijds met het pro ces van automatische attribuutkodering. Het oplossen van deze Problemen was de doelstelling van respektieve- lijk het tweede en derde gedeelte van het onderzoek. De Problemen werden geoperationaliseerd middels de volgende vragen: 1. Fase II: Vektorisatieproblemen 1.1 Op basis van welke faktoren kan de resolutie waarop een kaart moet worden gescanned be- paald worden, rekening houdend met aspekten als lijndikte, scantijd en de tijd benodigd voor interaktieve korrektie? 1.2 Hoe kan opschoning van een rasterbestand plaatsvinden zonder dat essentiele informatie verdwijnt? 1.3 Hoe kan voorkomen worden dat dicht bij elkaar gelegen lijnen in elkaar gaan overlopen, aange- nomen dat van een optimale scanresolutie ge- bruik is gemaakt? 1.4 Hoe groot is de verplaatsing van een knooppunt wanneer een dikke en een dünne lijn elkaar snij- den? Wat is de oorzaak hiervan en, indien de verplaatsing een serieus probleem is, hoe kan het worden voorkomen? 1.5 Als 1.4, maar nu indien het gebogen lijnen betreft. 1.6 Hoe wordt de korrekte hoek waaronder twee lij nen elkaar snijden gerekonstrueerd? 1.7 Hoe kan worden bewerkstelligd dat geen 'brug- gen' ontstaan of kunnen worden verwijderd wanneer twee lijnen elkaar onder een kleine hoek snijden, dan wel dicht bij elkaar liggen? 1.8 Hoe kan het ontstaan van artefacten worden voorkomen wanneer lijnen van ongelijke dikte worden gevektoriseerd? 1.9 Hoe kan worden voorkomen dat 'bruggen' ont staan wanneer een lijn erg kronkelig is? 2. Fase III: Problemen met automatische attribuutko dering 2.1 Hoe kunnen speciale lijnsymbolen, zoals een onderbroken lijn of twee parallelle lijnen, als een lijnsymbool worden herkend? 2.2 Hoe kan een lijn, die over een vlakpatroon loopt, als lijn worden herkend? 2.3 Hoe kunnen attributen gebaseerd op stijl, dikte, kleur, patroon of kontext aan de lijn worden toegevoegd? 2.4 Hoe kunnen simpele geometrische Symbolen ge- identifieeerd worden, zelfs wanneer ze zieh dicht bij andere Symbolen bevinden en verschillen in orientatie dan wel grootte? 2.5 Welke patroonherkenningsoperaties kunnen het best op de rasterdata worden uitgevoerd en wel ke het best op de vektordata? In eerste instantie lag het in de bedoeling om op al deze vragen afzonderlijk in te gaan. Tijdens bestude- ring van de literatuur werd echter al snel duidelijk dat alle vragen aan elkaar waren gerelateerd. Daarom werd besloten om af te zien van een probleemgerichte bena- dering en in plaats daarvan werd gekozen voor een pro- cedurele aanpak. Hiertoe is het proces van automati sche digitalisering opgedeeld in een aantal stappen, die nodig zijn om van een rasterkaart te komen tot opge- schoonde attribuut-gekodeerde vektordata. Zo gauw deze stappen gei'dentificeerd waren (zie figuur 1), kon worden nagegaan welke Problemen er aan die stap ver bünden waren, welke oplossingen er voor bestonden en, indien deze niet voorhanden waren, welke oplossingen konden worden ontwikkeld. Het is in dit kader onmogelijk om volledig te zijn. Enerzijds ontbreekt hiervoor de ruimte en anderzijds betreffen het vaak operaties met een zodanig gespeciali- seerd karakter dat volledige beschrijving ervan voor de niet volledig ingevoerde lezer van weinig waarde zal zijn. Daarom is allereerst een selektie gemaakt van on- derwerpen die tijdens het onderzoek aan de orde zijn geweest. Bij de behandeling daarvan zal zoveel mogelijk worden volstaan met een globale beschrijving van de diverse operaties, die dan ook niet als volledig moet worden gezien, maar veel meer als een indikatie van de KT 1990.XVI.4 43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 45