Hieruit kunnen we afleiden dat de Freeman-kodes van het objekt (zie figuur 2b) een gelijkmatig verloop zullen hebben. Omdat Freeman-kodes alleen op enkele pixels betrekking hebben, zullen er echter reeksen van een grote lengte bekeken moeten worden om de gewenste informatie te verkrijgen. Het is daarom beter om in plaats van Freeman-kodes gebruik te maken van vektoren. Hiertoe is het nodig dat de contouren van de Objekten worden gevektori- seerd. Is dit gedaan, dan kunnen reeksen aangrenzende vektoren, die aan de volgende kriteria voldoen, als ruis worden bestempeld: de vektoren zijn kort; de lengte van de totale reeks zal onder een bepaalde drempelwaarde liggen; de ratio van de direkte afstand tussen het begin- en het eindpunt van de reeks en de afstand hiertussen gemeten längs de contour zal onder een bepaalde drempelwaarde liggen. Voldoet een bepaalde reeks vektoren aan deze kriteria, dan wordt zij vervangen door een vektor, die het begin- en eindpunt van de reeks verbindt. Wanneer laatstge- noemde ratio 0 bedraagt hebben we te maken met zout- en peperruis. Voor het verwij deren hiervan is deze me- thode dus eveneens geschikt. De methode garandeert geen 100% kans op sukses. Tests hebben uitgewezen, dat de methode het aantal contourvektoren op een door contourruis verstoord beeld met circa 30% vermindert. Het betrof hier echter geen gescande kaart, maar een kunstmatig vervaardigd beeld. Toekomstige tests zullen moeten uitwijzen of het moge- lijk is de genoemde drempelwaarden zo te kiezen dat een groot gedeelte van de ruis verdwijnt zonder dat het beeld vervormd wordt. Worden de drempelwaarden na- melijk te groot gekozen, dan zal weliswaar een groot gedeelte van de ruis verdwijnen, maar het beeld zal ook vervormd worden. Worden ze daarentegen te klein ge kozen, dan zal het beeld niet vervormd worden, maar zal er eveneens weinig ruis verdwijnen. Problemen met knooppunten Verdunning moet resulteren in de representatie van een objekt door zijn middellijn. In het vektorisatieproces van een kaart leidt verdunning echter tot moeilijkhe- den. Vektoriseren we een simpel lineair objekt, zoals een weg, dan zijn we alleen geinteresseerd in de middel lijn ervan. Maar zo gauw als er een zijweg verschijnt ontstaan er Problemen (figuur 4a). Men kan zien dat in het gebied waar de twee wegen elkaar snijden - het ge- bied van de 'node', of het knooppunt - het koncept van de middellijn een 'tweeslachtig' karakter heeft. Wij zijn in dit geval niet geinteresseerd in de middellijn van het objektknooppunt, maar in de middellijnen van de twee lijnobjekten tot het punt waar ze elkaar snijden. In sommige gevallen biedt dit uitgangspunt echter ook geen soelaas. Figuur 4b laat bijvoorbeeld een kruispunt van vier wegen zien. Het is duidelijk dat deze wegen el- a. Figuur 4. Knooppuntproblemen bij het toepassen van verdun- ningsalgoritmen. a. Niet eenduidig verloop van de middellijn bij een weg met zijweg. b. De middellijnen op dit kruispunt van wegen snijden elkaar niet in een punt. kaar in 1 punt snijden. Maar gaan we echter uit van de middellijnen, dan blijken er meerdere snijpunten te zijn. Verdunning van dit kruispunt leidt tot het zoge- naamde 'hourglass-' of zandlopereffekt. Na toepassing van een verdunningsalgoritme kan een knooppunt als gevolg van dit alles op een andere plaats in het skelet komen te liggen dan gewenst. Dit ver- schijnsel wordt knooppunt-verplaatsing ('node- displacement') genoemd. Het dient benadrukt te wor den dat knooppunt-verplaatsing niet het gevolg hoeft te zijn van een siecht verdunningsalgoritme maar daaren tegen wel van het feit dat verdunning een ontoereikend koncept is voor het bereiken van het gewenste resultaat. In niet-kartografische literatuur wordt er weinig aan- dacht besteed aan deze problematiek. SIechts een enkele auteur noemt het verschijnsel zonder overigens met een oplossing ervoor te komen (deutsch, 1972; tamura, 1978). In de bekende kartografische literatuur wordt het probleem weliswaar onderkend (peuquet, 1981; drum- mond, 1986) maar ook daar worden er weinig pogingen tot het vinden van een oplossing gedaan. In de loop van het onderzoek werden we gekonfron- teerd met twee studies, die wel een oplossing aandragen (domogalla, 1984 en espelid, 1988). Omdat beide me- thoden min of meer identiek zijn, volstaan wij hier met een körte beschrijving van de oplossing welke werd ont- wikkeld door Domogalla. Daarnaast wordt een methode gepresenteerd, die tijdens het onderzoek door ons zelf is ontwikkeld. Het resul taat is een modifikatie van het Pavlidis-algoritme en wordt aangeduid als het TON-algoritme ('Thinning at nodes' verdunning op knooppunten). 46 KT 1990.XVI.4 v

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1990 | | pagina 48