Een ding hebben al deze Systemen
gemeen: ze moeten, naast alle andere
funkties, in Staat zijn een afbeelding,
een kaart van het geregistreerde op
te leveren.
Het is daarom ook logisch dat de
kartografische vakwereld zieh inten-
sief men deze Systemen is gaan be-
zighouden.
Nieuw?
Het HBO-onderwijs heeft deze ont-
wikkelingen op de voet gevolgd. In
1980 startte de differentiatie Karto-
grafie onder de paraplu van de stu-
dierichting Landmeetkunde aan de
toenmalige HTS, thans Hogeschool,
Utrecht.
Direkt al heeft men in deze speciali-
satie relatief veel ruimte gegeven aan
de 'computerkartografie'. In de af-
gelopen tien jaar is de aandacht in
het studieprogramma steeds verder
verschoven in de richting van geau-
tomatiseerde technieken en heeft het
lesprogramma een zeer intensieve
ontwikkeling doorgemaakt.
In deze ontwikkeling is men tot de-
zelfde konklusies gekomen als die
welke hiervoor staan. De specialisa-
ties Landmeetkunde en Kartografie
zijn ermee meer naar elkaar toe ge-
groeid. Na een overgangsfase heeft
het geleid tot de beslissing om vanaf
het studiejaar 1989/90 de materie
geo-informatica voor landmeters en
kartografen gelijk te trekken.
Omdat dit vak in de visie van de
studierichting Landmeetkunde van
essentieel belang is, en omdat het
verder reikt dan alleen het maken
van een plaatje - de kaart - heeft de
studierichting besloten om ook de
naam te veranderen. Vanaf het stu
diejaar 1990/91 zal zij zieh presente-
ren als: Landmeetkunde/Geo-
informatica.
Men zou dit 'nieuw' kunnen noe-
men; maar dan wel een vernieuwing
waar al zo'n jaar of tien heel hard
aan is gewerkt en waar de studierich
ting aan zal blijven werken.
De kartografie, in beperkte zin, is
het vak dat zieh bezighoudt met de
beeldvorming: hoe draagt men met
behulp van kaarten (en diagrammen)
informatie zo efficient en zo juist
mogelijk over op de gebruiker bin
nen de beperkingen van dit medium.
Daarnaast is de kartograaf ge-
schoold in de (computergesteunde)
reprografie en reproduktie van
kaarten.
Omdat het gebruik van kaarten sterk
toeneemt en omdat goede kaarten
alleen gemaakt kunnen worden van-
uit goede basisgegevens, is er in de
specialisatie geo-informatica een bre-
dere basis aan gegeven. Een basis die
gericht is op data-acquisitie (opne-
men), verwerking en analyse (klassi-
ficeren en bewerken).
Dit houdt o.a. de volgende aspekten
in:
De gegevens, die de inhoud van
een database vormen, moeten op-
genomen worden met een zekere
techniek: landmeten, remote sen-
sing, scannen, digitaliseren of an-
derszins. Bij deze opname be-
hoort een elementaire klassifikatie
of kodering. Opgenomen basisge
gevens moeten geordend, bewerkt
en gekontroleerd worden. De ba
sisgegevens, die de grondslag van
een database vormen, moeten
aangevuld worden met thema-
speeifieke administratieve ge
gevens.
Om de databases van een systeem
te vullen op zo'n manier dat
kaarten te genereren zijn, moet er
struktuur worden aangebracht
aan de hand van datamodellen.
De struktuur van de (relationele)
databases is in principe gebaseerd
op klassifikatie van de dementen
die erin zijn opgeslagen.
Om hieruit juiste en betrouwbare
kaarten te verkrijgen is er data-
manipulatie vanuit de database
nodig.
De klassifikatie is vaak afhanke-
lijk van het toepassingsgebied, het
vak. Men wil echter in veel geval-
len ook kunnen uitwisselen tussen
vakgebieden. Dit maakt konversie
noodzakelijk.
Niet iedere denkbare vorm van
manipulatie kan gebruikersvrien-
delijk voorgeprogrammeerd wor
den door de GIS-leveranciers. Er
moeten dus vaak konversiepro-
gramma's geschreven worden in
een algemene taal of in een ma-
krotaal.
Databases moeten bijgehouden,
beheerd en uitgebreid kunnen
worden, en de betrouwbaarheid
van de gegevens gekontroleerd.
De gebruikers (vastgoeddeskundi-
gen, stadsplanologen, landschaps-
architekten en vele anderen) kun
nen in de meeste gevallen een
komplex GIS niet aan. Er moeten
dus gebruikersvriendelijke menu's
geschreven worden met applikatie-
programma's, toegespitst op het
speeifieke gebruik in een bedrijf
of dienst.
Bepaalde algoritmen (nabijheids-
relaties, routering, 'trendsurfa-
cing', 'buffering' e.d.) moeten
worden aangepast voor een speei
fieke toepassing.
Wil men van detail naar over-
zicht, dan moet een topologisch
bestand bewerkt worden voor ge-
neralisatie. De generalisatie-eisen
kunnen van toepassing tot toepas
sing of van dienst tot dienst ver-
schillen. Generalisatiefunkties
moeten daarom ontwikkeld of
aangepast worden.
Deze en meer van dergelijke zaken
zijn in het huidige onderwijspro-
gramma van geo-informatica en de
andere (ondersteunende) vakken op
genomen.
Het is niet de bedoeling hier een uit-
gebreide opsomming te geven van de
onderwerpen of vakken, hun inhoud,
samenhang en verdeling over de stu-
diejaren. Een telefoontje naar de
Hogeschool Utrecht (030-890514)
kan de gei'nteresseerde lezer aan een
overzicht helpen.
In de basisopleiding (le en 2e jaar)
wordt de elementaire Computerkunde
onderwezen gelijktijdig met de be-
kende pakketten MS-DOS,
PASCAL, AUTOCAD, dBase en
LOTUS.
De programmapakketten voor het
onderwijs in de geo-informatica zijn
nu Arc/Info en 1DRISI.
Remote sensing met de daaraan ver
bünden digitale beeldverwerking
(manipuleren met rasterbestanden)
wordt gedaan met behulp van het
programma MICROPIPS.
In het stagejaar worden de Studenten
verplicht zieh tenminste een periode
lang verder te orienteren op een van
deze of andere GIS-pakketten.
Daarnaast blijven de kartografen
zieh specialiseren in het redigeren, de
reprografie en de produktie van
kaarten.
Afstuderen
Om bij de Studenten meer begrip
aan te kweken voor de toepassings-
gebieden, is het met ingang van
1990/91 mogelijk gemaakt om in de
laatste periode volledig in de prak-
tijk af te studeren. De Studenten
10
KT 1991.XVII.1
Programmapakketten