bossen. Voor de Compagnie werd kaneel zo'n kostbaar
artikel, dat degene die een boom vernielde, Schilde of
vervoerde een misdaad had begaan, welke met de dood
werd gestraft. De Duitse reiziger Martin Wintergeist
vermeldde in zijn reisverslag dat toen hij op een dag
enkele twijgen kaneel meebracht naar huis, de waard
hem smeekte die twijgen op straat te leggen, zodat hij
(de waard) niet strafbaar zou zijn21. De kaart die C.
van Houten natekende beeldt de kaneelplantages af in
het distrikt Panadura en het gebied van de Kalutara-
rivier, en tevens herbergen längs de hoofdweg22. Deze
herbergen zijn waarschijnlijk weergegeven of voor de
patrouilles, of omdat ze als verblijf dienden voor de ka-
neelschillers in dienst van de Compagnie. Sluysken, een
bestuursambtenaar, schreef over hen: "we moeten de
Chalias (kaneelschillers) beschouwen als de meest nutti
ge groep onderdanen, waarvan de Compagnie het
meeste profiteert"23. Daarom stonden deze geharde
mensen voor hun moed en uithoudingsvermogen bij het
zoeken naar kaneel op speciale voet met het bestuur, en
werden ze een geliefd thema voor versiering op ver-
scheidene kaarten. Drie verschillende versies van dezelf-
de kaart van Nicolaas Visscher beeiden een aantrekke-
lijk tafereel af van een romantisch Chalia-paar in een
exotische omgeving en gezeten onder een palmboom24.
Bij het overgaan van de Kustprovincies naar het Hol-
landse bestuur - waar kaneel in overvloed in de natuur-
lijke bossen werd gevonden - deed kaneel op een over-
weldigende manier zijn entree in de verbeelding van de
kartograaf. De Blaeu-Van der Hem atlas geeft een fas-
cinerend voorbeeld van deze verbeelding. De dekoratie-
ve perspektivische kaart van het eiland biedt de be-
schouwer een aanlokkelijk en prettige aanblik van een
eiland-tuin van kaneel, vol groen. De overdreven afme-
tingen van de kaneeltuin overheerst het gehele vlak van
het eiland25.
Naast het strakke beheersen van het kaneelmonopolie
kwamen olifanten26, welke een monopolie waren van de
Singhala-koningen, voordat de Hollanders er voor zieh
zelf een monopolie van maakten. Er bestond een speci
ale afdeling binnen het gouvernement welke zieh bezig
hield met de olifantejacht, het onderbrengen, het ver-
zorgen, het beschermen van olifantskalveren, het tem-
men en het verschepen; door het speciale soort werk
waren alle medewerkers van die afdeling van inheemse
geboorte. Vanaf de late Middeleeuwen werden olifanten
als versiering op kaarten afgebeeld27. Deze traditie werd
gehandhaafd in de Hollandse tijd en wordt als dekora-
tief element teruggevonden in de cartouches op Hol
landse kaarten28. De kaart door Adriaan de Leeuw van
het kasteel en de stad Colombo heeft in de cartouche
een afbeelding van een olifant met twee balen kaneel
onder zijn poten. De olifant draagt het embleem van de
V.O.C. op zijn rüg en het wapen van de stad op een
wapenschild29.
Gedurende het Hollandse bestuur kreeg de olifant een
nieuwe waarde als een belangrijke bron van inkomsten.
John Pybus, die in 1762 de Engelse ambassade in Ma
dras leidde, schreef dat de handel in olifanten op Sri
Lanka de Compagnie veel voordeel opleverde. Omdat
het jagen van olifanten het privilege was van de koning
van Kandy waren de Hollanders verplicht de koning
jaarlijks toestemming te vragen voor de jacht. Dit werd
hen altijd toegestaan onder de voorwaarde dat het
slechts een beperkt aantal betraf, tussen twintig en der-
tig. De Hollanders vingen er altijd minstens 150 en
soms wel 200 per jaar30. Onderdanen van de koning
werden zelfs omgekocht door het bestuur om olifanten
met slagtanden over de grens van Kandy naar het Hol
landse gebied te drijven. De verlokking van het ivoor
wordt goed gei'llustreerd in dekoratieve cartouches op
verscheidene kaarten welke in een idyllisch landschap
prachtige van slagtanden voorziene olifanten tezamen
met hun kornaks afbeelden31. De anonieme kaart uit de
18e eeuw in de Bodel Nijenhuis-kollektie is een voor
beeld. Naast vele afbeeldingen van het leven van dieren,
beeldt het olifanten opvallend af om daarmee hun aan-
wezigheid binnen de provinciale grenzen van admi-
nistratieve onderverdelingen aan te geven; deze grenzen
waren in verband met het innen van belastingen zorg-
vuldig getekend32.
Sociaal beheer van het land
Toen de Hollanders het bestuur overnamen van de Por-
tugezen, namen ze ook de zogenaamde Tombos33 over.
Dit waren twee verschillende soorten registers waar in
de 'hoofd tombus' alle gegevens van ieder individu in
het dorp waren geregistreerd met o.a. naam, leeftijd,
verwantschap, en in de iand tombus' de namen van
tuinen en rijstvelden van de verschillende families, het
aantal bomen, de oppervlakte van de grond, de bezits-
rechten en de verschuldigde rechten. Het Portugese be
stuur had het niet nodig gevonden naast de registers
ook schetsen of plattegronden te gebruiken en de Hol
landers lieten dit onveranderd zolang het voldeed34. Na
een halve eeuw ervaring met het Portugese systeem
werd er echter behoefte gevoeld aan een herziening.
Een eerste poging deed gouverneur Rumpf tussen 1716
en 1723, toen het gehele distrikt Jaffna zowel beschre-
ven werd als opgenomen, waarbij een boek met kaarten
werd gemaakt dat het gehele schiereiland van Jaffna
afbeeldt35. Een van de redenen om een nieuw eigen-
domssysteem in te voeren was dat de geldelijke waarde
van de grond vermeerderde door het verbouwen van
koffie, kardemom en peper36. Omdat de kaneellanden
de belangrijkste bron van inkomen waren, ontwierpen
de Hollanders voor kaneel een derde soort 'tombos' en
hielden de registratie daarvan bij.
Door de toename van de bevolking, waarvan velen de
westelijke en zuidwestelijke Kustprovincies verbeten ge
durende de oorlog tegen de Portugezen, was er ook een
stijgende vraag naar land. De bevolkingstoename ver
eiste een grotere voedselproduktie en vroeg om nieuwe
overwegingen ten aanzien van de ontwikkeling in de ci-
viele sektor. Gedurende de ambtsperiode (1736-1740)
van gouverneur Van Imhoff werd aan deze behoeften
aandacht besteed, zodat het land beter in kultuur ge
bracht kon worden en beter bewoonbaar zou zijn37. Het
22
KT 1991.XVII.1