Mmwmm
Expertsystemen in de kartografie
Het kaartontwerp-proces voldoet niet aan de hiervoor
genoemde idealen en dus is een systeem, dat het totale
proces van kaartontwerp intelligent automatiseert, niet
makkelijk te realiseren. Toch vinden sommige kartogra-
fen (zoals mackaness e.a., 1987) dat alleen zo'n kom-
pleet systeem een 'echt' kartografisch expertsysteem is.
Deze holistische benadering biedt een meer algemene
oplossing, maar levert een enorme en vooralsnog on-
overkomelijke hoeveelheid Problemen op. Een manier
om toch bruikbare kartografische expertsystemen te
realiseren is, om deze te richten op een subdomein van
het kaartontwerp-proces, waarin de eerder genoemde
ideale eigenschappen zoveel mogelijk benaderd worden.
De kartografen die deze benadering voorstaan (muller,
1987) menen dat dit de beste manier is om op redelijke
termijn tot bruikbare resultaten te komen. Het KES
rieht zieh op zo'n deelgebied van de kartografie, name-
lijk de symboolkeuze.
Een van de meest belangrijke en ingewikkelde stappen
in het ontwikkelen van een expertsysteem is het opbou-
wen van een kennisbank ('knowledge base'). Daarin is
het kennisdomein van de door het systeem uit te voeren
taak (in dit geval het proces van symboolkeuze) op-
geslagen. Hiervoor moeten twee belangrijke stappen ge-
nomen worden. Eerst moet gei'nventariseerd worden wat
het kennisdomein inhoudt. Vervolgens moet het in een
voor de Computer begrijpelijke vorm toegankelijk ge-
maakt worden. Hiervoor moet de kennis gemodelleerd
worden.
De volgende paragrafen gaan nader op deze twee stap
pen in.
Inventarisatie van de kennis over
symboolkeuze
Binnen de wetenschappelijke kartografie is veel gewerkt
aan de theorievorming over het ontwerp en gebruik van
Symbolen. Bertin (1967) was een van de eersten en hij
ontwikkelde de grafische grammatika, die nu nog een
belangrijk element is van de meeste theorieen.
Zo ook van die van bös (1986), die in zijn artikel het
symboolontwerp omschrijft als een logisch en systema
tisch proces, waarbij het doel van de kaart steeds de be-
langrijkste drijfveer is. Ondanks het feit dat het KES
feitelijk geen Symbolen ontwerpt, maar uit een sym-
boolbibliotheek de meest geschikte selekteert, speien de
faktoren die Bos onderscheidt hierbij een belangrijke
rol. Dit met uitzondering van het aspekt van de pro-
duktietechniek en de kosten, omdat die in een geauto-
matiseerd systeem niet zo veel per symbool zullen ver-
schillen. De resulterende zeven faktoren zijn de
gebruikerseisen, de kaartinhoud, de eigenschappen van
de ruimtelijke gegevens, de psycho-fysische regels, de
konventionele associaties en standaardisatie, de visuele
variabelen en de waarnemingseigenschappen. U vindt
ze terug in figuur 1.
Welke rol deze faktoren speien binnen de RPD-
omgeving en hoe het KES daarop in moet speien,
wordt hieronder beschreven.
De gebruikerseisen bepalen hoeveel en welke soort Sym
bolen het systeem moet kunnen aanbieden. De gebrui-
kersgroep van het KES zal voornamelijk bestaan uit be-
leidsmakers en onderzoekers van de verschillende
afdelingen binnen de RPD. De door hen geprodueeerde
kaarten zijn zeer divers van aard en dus moet het KES
ook een grote diversiteit aan Symbolen kunnen leveren.
Dat kan bijvoorbeeld tot uiting komen in een grote va-
riatie in de vorm van de Symbolen, van zeer abstrakt
tot zeer figuratief.
De kaartinhoud is een afgeleide van het doel van de
kaart, de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de
gegevens, de schaal, afmetingen en projektie en de be-
oogde gebruikers. Dit alles zal binnen de RPD zeer di
vers zijn.
De voor het KES belangrijke eigenschappen van de
ruimtelijke gegevens zijn de topologie, het meetniveau
en de organisatiestruktuur.
De topologie geeft van de ruimtelijke gegevens aan of
het hier punt-, lijn- of vlakgegevens betreft.
Het meetniveau geeft aan of de meetschaal van de
gegevens nominaal, ordinaal, interval of ratio is. Nomi
nale gegevens hebben alleen een type-aanduiding en
zijn kwalitatief van aard (zoals landbouwgebied, indu-
striegebied, stad). Ordinale gegevens kunnen worden ge-
ordend in een vaste, ondubbelzinnige volgorde (bijv.
koud, gematigd, warm). Bij interval- en ratiogegevens is
de volgorde gebaseerd op de kwantiteit van de gege
vens, met respektievelijk een arbitrair nulpunt (bijv.
temperatuur) en een absoluut nulpunt (zoals inkomen).
De organisatiestruktuur geeft aan hoe de variabelen
met elkaar samenhangen. Zo kunnen er bijvoorbeeld
twee groepen van te karteren variabelen zijn. In de
groep bossen zitten loof- en naaldbos, in de groep
landbouw zitten veeteelt, tuinbouw en akkerbouw. Wil
len we dit op de kaart duidelijk uit laten komen, dan
moet de organisatiestruktuur bekend zijn en moeten er
geschikte symboolgroepen (bijv. twee kleurgroepen met
verschillende arceringen) in het systeem aanwezig zijn.
N-
44
associatie
4h' var'a^e'en
Figuur 1. De faktoren in het proces van symboolkeuze (naar
Bos, 1986).
30
KT 1991.XVII.1
eigen
schappen
ruimtelijke
egevens
kaart
inhoud
isuele
waarne-
ingseigen
Schap
en
gebruikers
eisen
SYMBOOL
ONTWERP
visuele
conv
en
standaar-
disati
psycho
lysische
regels