De psycho-fysische regels zijn voortgekomen uit karto-
grafisch en psychologisch onderzoek naar het menselij-
ke waarnemingsproces. Er blijken een aantal zaken te
zijn waarmee rekening moet worden gehouden bij het
ontwerpen van kaartsymbolen. Zo is gebleken dat de
perceptie van de grootte van proportionele Symbolen
niet overeenkomt met de werkelijke grootte ervan en
dat symmetrische, regelmatige patronen domineren over
onregelmatige strukturen. Met deze en andere 'wetten'
wordt rekening gehouden bij het opbouwen van de
symbolenbibliotheek van het KES. Daarbij moet steeds
ook gedacht worden aan de beperkingen en eisen die
het afbeelden van Symbolen op een beeldbuis met een
relatief beperkte resolutie met zieh meebrengt.
De konventionele associaties (bijv. water is blauw) en
met name de standaardisatie behoeven extra aandacht.
Bij de RPD wordt namelijk bij grote Projekten gebruik
gemaakt van gestandaardiseerde legenda's. Het KES
moet hiermee rekening houden door, wanneer het varia-
belen uit die Projekten te verwerken krijgt, de bijbeho-
rende kaartsymbolen uit de standaardlegenda's aan te
bieden.
In navolging van bertin (1967) onderscheiden we zes
visuele variabelen: grijswaarde, grootte, grein, vorm,
richting en kleur. In een kaart met meerdere Symbolen
kenmerkt elk kaartsymbool zieh door het bezit van een
of meer van deze visuele variabelen. Van elk symbool
in de symboolbibliotheek moet in het systeem bekend
zijn, welke visuele variabelen het bezit.
De visuele waarnemingseigenschappen geven aan welke
indrukken de Symbolen en hun visuele variabelen bij de
kaartgebruiker achterlaten. bös (1986) onderscheidt in
navolging van bertin (1967) vier waarnemingsniveau's:
associatie, selektie, ordening en kwantificering. Hij legt
een relatie tussen de visuele variabelen en hun waarne
mingseigenschappen. Geels legt in zijn artikel, over een
model voor de keuze van vlaksymbolen, ook nog een
relatie met een van de eigenschappen van de ruimtelijke
gegevens (geels, 1987/88), namelijk het meetniveau (fi-
guur 2).
De genoemde relaties zijn in het KES van groot belang,
omdat ze een aanknopingspunt bieden voor de vraag
naar het doel van de kaart.
Figuur 2. Het model voor keuze van vlaksymbolen van Geels
(1987/88).
Dit doel van de kaart is een van de belangrijkste fakto-
ren bij de symboolkeuze, maar niet automatisch te be
palen. Daarom moet de gebruiker er naar gevraagd
worden. Omdat het zeer lastig is antwoorden als 'de
weg vinden' of 'het weergeven van de plannen voor dit
gebied' te verwerken, moet de gebruiker dus de gelegen -
heid krijgen om het doel van de kaart aan te geven in
een meer algemene en ondubbelzinnige vorm.
We hebben ervoor gekozen om de gebruiker aan te la-
ten geven welk waarnemingseffekt hij wil dat de kaart
op de lezer heeft. Als dan bekend is van de kaartsym
bolen welke waarnemingseigenschappen ze bezitten en
in welke mate, kan automatisch een koppeling gemaakt
worden tussen het gewenste waarnemingseffekt en de
kaartsymbolen die dat effekt geven. Hoe dit gereali-
seerd is, wordt verderop beschreven.
Het systematisch benaderen van het proces van sym
boolkeuze, zoals bös (1986) dat voorstaat, is voor het
opzetten van een geautomatiseerd systeem als het KES
van nog groter belang dan voor de handmatige karto-
grafie. Er moest worden bekeken hoe dit proces en de
verschillende variabelen en faktoren, die er een rol bij
speien, in een geautomatiseerd systeem konden worden
opgeslagen en met elkaar in verband konden worden
gebracht. Pas als daarvoor een geschikt model is om-
schreven, dan kan de kennis op de juiste wijze gerepre-
senteerd en gei'mplementeerd worden. Het resulterende
model wordt in de volgende paragraaf besproken.
Modelleren van de kennis over symboolkeuze
Na het inventariseren van het kennisdomein moet het
vervolgens voor de Computer toegankelijk gemaakt
worden. De eerste stap hierbij is om het kennisdomein
te modelleren. In dat model wordt beschreven hoe de
feiten en handelingen uit de werkelijkheid geabstra-
heerd worden en hoe de relaties tussen de dementen
van het systeem zijn.
Welke Symbolen in de kaart gebruikt kunnen worden
hangt af van de eigenschappen van de variabelen die
door die Symbolen moeten worden weergegeven. Boven-
dien moeten de Symbolen die waarnemingseigenschap
pen hebben, die ervoor zorgen dat de boodschap van
de kaart zo duidelijk mogelijk overkomt.
Uit de eigenschappen van de variabelen en de gewenste
waarnemingseigenschappen leiden we dus de vereiste
symbooleigenschappen af. Door uit de aanwezige sym
boolbibliotheek nu die Symbolen te kiezen, die deze
vereiste eigenschappen bezitten, staan ons kartografisch
verantwoorde Symbolen ter beschikking.
Dit proces is weergegeven in het model in figuur 3. De
dementen van dit model en hun onderlinge relaties
worden hieronder nader beschreven. Bovendien wordt
aangegeven hoe deze in het KES gei'mplementeerd zijn.
Symbooleigenschappen
Het centrale blok in het model beschrijft de symboolei
genschappen. Als eerste zijn er de visuele variabelen,
zoals Bertin die al omschreef (bertin, 1967). Bij een
KT 1991.XVII.1
31
MEETNIVO
I kenmerkend
j mbegrepen definitie
[•ff] mogelijk
sterk
zwak
ordmaai
VISUELE
VARIABELEN
het vlak
grootte
grein
richting
BEELDNIVO
perceptie