Staat een duidelijk totaalbeeld van de gekarteerde verschijnselen. De gebruiker selekteert een van de zes waarnemings- eigenschappen. Dit is wat minder eenvoudig dan het klinkt. Het is namelijk niet de bedoeling de niet- kartografische gebruikers van het KES te konfronteren met begrippen als associatie en kwantificering. Daarom wordt de gebruiker een aantal vragen voorgelegd, waar- uit zijn voorkeur voor een bepaalde waarnemingseigen- schap wordt gedestilleerd. Hierbij valt te denken aan vragen als 'vindt u het belangrijker in de kaart een goed overzicht van de verspreiding van de variabele te krijgen of om de precieze waarden te kunnen vinden, of vindt u beide even belangrijk?'. Ook wordt gevraagd of de gebruiker een voorkeur heeft voor abstrakte of fi- guratieve Symbolen. Om vervolgens de relatie met de symbooleigenschappen te kunnen leggen, is het nodig te weten welke waarne- mingseigenschappen de verschillende ranges bezitten en in welke mate. Het toekennen daarvan is een tamelijk subjektieve en intui'tieve bezigheid. Om toch tot een zo objektief mogelijke beoordeling te komen hebben we een groep professionele kartografen de te gebruiken ranges voorgelegd. Aan de hand daarvan wilden we een antwoord krijgen op de volgende vragen: Welke visuele variabelen zitten er in de ränge? Welke van de zes waarnemingseigenschappen bezit die ränge en in welke mate (scores van een tot tien)? Welke tekst zou u gebruiken om dat waarnemingsef- fekt te beschrijven voor een niet-kartografische ge bruiker? Afhankelijk van de situatie wordt er gelet op verschil lende waarnemingseigenschappen. We onderscheiden deze situaties naar: Moeten er een of meerdere variabelen worden weer- gegeven met die ränge? Hebben die variabelen kwantitatieve of kwalitatieve eigenschappen? In figuur 5 wordt een voorbeeld gegeven van enkele symbolenranges, welke waarnemingseigenschappen aan- wezig zijn en welke score per ränge werd gegeven per waarnemingseigenschap. Van die ranges, die na de selektie aan de hand van de eigenschappen van de variabelen geschikt waren geble- ken om de variabelen weer te geven, wordt nu bekeken in welke mate ze geschikt zijn. Deze geschiktheid wordt bepaald door een aantal zaken: Figuur 5. Voorbeeld van testresultaten van ranges. Ten eerste kan de gebruiker dus aangeven welke waarne- mingseffekten door hem gewenst zijn. Dat wil zeggen er wordt aangegeven welke van de zes waarnemingsei genschappen van de geselekteerde ranges bekeken gaan worden. Bovendien kan er rekening gehouden worden met de invloed die een bepaalde waarnemingseigen schap op het totale kaartbeeld heeft. In figuur 4 is aan gegeven dat er een hierarchie van waarnemingseigen schappen is. Als u bijvoorbeeld de variabelen loofbos, naaldbos, veeteelt, akkerbouw en tuinbouw wilt weerge- ven en u groepeert ze tot groepen variabelen van na- tuurlijk en van agrarisch grondgebruik, dan dient dat in de uiteindelijke kaart tot uitdrukking gebracht te worden. Voor het totale kaartbeeld kan het kartogra- fisch gezien belangrijker zijn om deze twee groepen goed weer te geven (samenhang in figuur 4) dan om het verspreidingspatroon van een variabele goed te kunnen zien (selektie in figuur 4). In het KES dient er de mo- gelijkheid te zijn om het ene waarnemingseffekt zwaar- der te laten meetellen dan het andere. Deze wensen Val ien te realiseren met behulp van een multi-kriteria evaluatie. Van de ranges die in aanmerking komen wordt er per waarnemingseigenschap gekontroleerd of de gebruiker dat effekt wil, wat de score er van is en hoe zwaar dat effekt mee gaat teilen. Er vindt dus een gewogen sommatie plaats en er rolt voor elke reeds ge selekteerde ränge een geschiktheidsgetal uit. Dit ge- schiktheidsgetal wordt gebruikt om de ranges in een be paalde volgorde, van meer tot minder geschikt, aan de gebruiker aan te bieden. Als eerste worden de meest ge- schikte ranges aangeboden, als laatste de minst geschik- te. De uiteindelijk keuze van de ränge is aan de ge bruiker, die hier dus zijn persoonlijke voorkeuren en smaak kan laten meespelen. Het is niet zo dat de min der geschikte ranges niet worden aangeboden. Immers, met alle overgebleven ranges zijn de variabelen karto- grafisch juist weer te geven! Implementatie Zoals in de inleiding vermeld is, moest het KES passen binnen de in ontwikkeling zijnde geografische database van de RPD. In deze omgeving wordt de volgende Soft ware gebruikt: Arc/Info, Oracle, Unix en C. Het geheel draait op Sun werkstations in een netwerk. Naast de beperkingen die door deze hard- en software-omgeving werden opgelegd, werden vanuit het oogpunt van be- heer van het KES nog een aantal belangrijke aanvullen- de eisen gesteld, die inhouden dat kennisregels, symbo lenranges en multi-kriteria evaluatiewaarderingen gemakkelijk uitgebreid en/of veranderd moeten kunnen worden. Omdat KES een intensieve dialoog met de gebruiker voert, en daarbij meestal een reaktie van de gebruiker verwacht, moet de responsiesnelheid van het systeem dusdanig hoog zijn dat daadwerkelijk gesproken kan worden van interaktiviteit. De eis dat het door KES getoonde resultaat op het beeldscherm geheel overeenkomstig moet zijn met het KT 1991.XVII.1 33 pntvorm 9 pntgrijsÄ groot lijnvorrr 3 Ssr 19 9 6 vlakvormä vlakgreir

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 35