vijf- of zesdubbele parallelsessies. Een voorbeeld van
een kongres met zesdubbele parallelsessies was het in
april 1990 in Amsterdam gehouden EGIS-kongres.
Omdat ook ons organisatiekomite met inschrijvingen
onder voorwaarde van presentatie gekonfronteerd werd
en toch ook van mening was dat vrijwel eenieder in de
gelegenheid gesteld moest worden zijn onderzoek op de
een of andere wijze te presenteren werd besloten een
postersessie te houden, die 'Open Markt' genoemd
werd (een achteraf gezien ongelukkige keuze, daar
'Open Markt' in het Duits zoveel inhoudt als rommel
markt of vlooienmarkt).
Sessie-Iezingen
De struktuur van de sessies was ook gewijzigd. Tot nu
toe was men gewend dat de voorzitter van de sessie zieh
beperkte tot het inleiden van de sprekers en het regule-
ren van de diskussie na afloop van elke lezing. De sa
menhang tussen de verschillende lezingen van een sessie
was soms amper aanwezig, terwijl de lezingen zelf vaak
alleen bestonden uit verslaglegging van voltooid of lo-
pend onderzoek. Het organisatiekomite van het
Amsterdamse kongres wenste meer struktuur en visie in
de sessies. De sessievoorzitters werd verzocht een 're-
view' (terugblik of overzicht) te geven van het onder
zoek dat tot op dat moment verricht was met betrek-
king tot het sessiethema. Ook was hen gevraagd te
formuleren welk onderzoek in de toekomst wenselijk
zou zijn. Het komite hoopte dat de drie of vier lezin
gen in een sessie een 'prospect' (vooruitblik) zouden
geven als aansluiting op de toekomstvisie, die de voor
zitter uitgesproken had. Daarnaast bestond de wens c.q.
hoop dat de sprekers duidelijk zouden maken hoe zij
tegen het sessiethema aankeken, vanzelfsprekend gezien
vanuit het kaartmateriaal dat zij in hun landen van her-
komst bestudeerden. Met deze drie of vier visies over
eenzelfde onderwerp zou een diskussie vanzelfsprekend
zijn. De diskussie was dan ook na afloop van de laatste
lezing van een sessie gepland.
In een van tevoren gestuurde circulaire was deze nieuwe
methode aan de toekomstige deelnemers en sprekers
uitgelegd, in de hoop dat men zijn bijdrage daaraan
zou konformeren.
Zoals genoemd waren er 90 lezingen aangeboden en
was er voor een presentatie tijdens de sessies voor
slechts 25 lezingen plaats, voor presentatie als poster
waren er ruim voldoende plaatsen. Geen van de aange
boden lezingen behoefde daardoor afgewezen te wor
den. Maar om aan de wensen van het komite ten aan-
zien van de struktuur van de sessies te voldoen waren
hoge eisen gesteld aan de papers, die tijdens een sessie
gepresenteerd zouden worden. Op de eerste plaats dien-
den ze binnen de vijf konferentiethema's te vallen. Een
twintigtal lezingen viel hierdoor onmiddellijk af. Het
tweede kriterium was de mate waarin de lezingen tot
een inhoudelijke diskussie zou kunnen leiden. Hoewel
dit als doelstelling in de circulaire was aangekondigd is
het niet optimaal uit de verf gekomen. Slechts in enkele
KT 1991.XVII.1
gevallen gaven de lezingen de visie van de spreker op de
ontwikkelingen in het thema. Pas op het moment dat in
een lezing zinnen verwerkt worden als 'ik vind dat
of 'ik ben het om die redenen oneens met.wordt de
kans wat groter dat een inhoudelijke diskussie mogelijk
wordt. De meeste lezingen werden echter gepresenteerd
in de vorm van een beschrijving van een onderzoek dat
amper of helemaal niet ter diskussie stond. Het is dan
ook jammer, maar wel begrijpelijk, dat gekonstateerd
moet worden dat de diskussies nauwelijks uitkwamen
boven het niveau van het geven van aanvullingen of
vragen naar verduidelijkingen.
Achteraf ben ik tot de konklusie gekomen dat de
meeste lezingen niet voldeden aan de oorspronkelijke
wensen van het organisatiekomite. Sprekers bewandel-
den in hun lezing de wat ik als de 'veilige weg' zou wil
len omschrijven. Voorbeelden zijn lezingen in de vorm
van een beschrijving van wat er in een periode gebeurd
is of wat er op een kaart of groep kaarten te zien is.
Hiermee wil ik niet beweren dat zulke verslaggevende
lezingen niet aantrekkelijk zouden zijn, integendeel.
Het punt is echter dat ze slechts zelden tot een werkelij-
ke diskussie leiden.
Kennelijk was de wens om een diskutabele visie van de
sprekers op een thema te verkrijgen te hoog gegrepen.
Hiervoor zie ik twee oorzaken.
Ten eerste lijkt het erop dat een te onduidelijke formu-
lering van de wensen met betrekking tot de opbouw
van, en de visies in de lezingen hier debet aan is. Juist
vanwege het feit dat het komite streefde naar een ande
re opbouw van de lezingen dan men bij vorige kongres-
sen gewend was, had hieraan meer aandacht besteed
moeten worden. Een tweede verklaring zoek ik in de
nog vrij gebrekkige methodologische ontwikkeling van
de geschiedenis van de kartografie. Deze Staat nog
steeds in de kinderschoenen. Een methodologische visie
op een bepaald thema wordt daarmee vrijwel altijd een
persoonlijke stellingname. Het gevolg hiervan is dat
sprekers die dit toch doen, zieh op glad ijs begeven.
Hiertoe lenen zieh slechts weinigen.
Figuur 4. Exkursie in Noord-Holland. (Foto: P.C.J. van der
Krogt)
43