tieerd worden. Vanuit het land- schapsmodel leidt men het kartogra- fische model af, waarbij de digitale variant DKM genoemd wordt. Vanaf dit sekundaire modelniveau komt men uiteindelijk bij de kaart. De kaart, het tertiaire niveau, kan zowel een permanente als een tijdelijke ver- schijningsvorm hebben. In de Bondsrepubliek Duitsland tracht men dit model voor topografische kaarten te realiseren middels ATKIS (Amtlichen Topographisch- Kartographisch Informations systems). Het derde hoofdstuk heeft de ruim- telijke informatiesystemen als onder- werp. Natuurlijk komt hier het pro- bleem van de definities rond dit begrip, met name de verschillen tus- sen LIS en GIS aan de orde. De ver schillen worden gekarakteriseerd door verschil in schaal, waarbij LIS grootschalige en GIS kleinschalige toepassingen verwerkt. Uiteindelijk kiest de auteur voor een overkoepe- lend begrip, daar beide met ruimte- lijke gegevens werken, namelijk geo- informatiesystemen of ruimtelijke in formatiesystemen. Vervolgens wordt het belang en de toepassing van deze Systemen aangegeven, waarbij ook wordt ingegaan op een klassifikatie van dergelijke Systemen. Deze klassi fikatie is gebaseerd op inhoud, funk- tioneren, funktionaliteit, gegevens, gegevensstruktuur, hardware en systeemtype. De strukturering en opslag van de digitale ruimtelijke gegevens is be- schreven in het Vierde hoofdstuk. Hierbij komen begrippen als entitei- ten, attributen, relaties en topologie aan de orde. Vrij uitgebreid wordt op de diverse vektor- en rastergege- vensstrukturen ingegaan. Besproken en geillustreerd worden onder andere POLYVRT, GEOGRAF, TIGER en NDCDB, terwijl als typische Duitse voorbeelden de strukturen van AT KIS en ALK (het kadaster - Auto- matisiering der LiegenschaftsKarte) aan de orde komen. Hoofdstuk vijf bespreekt methoden en technieken die momenteel gebruikt worden om de ruimtelijke informatiesystemen te vullen met gegevens. Het volgende hoofdstuk geeft een overzicht van gebruik van ruimtelijke gegevens, met name ten behoeve van ruimtelijke analyses en de hierbij te gebruiken vraagtalen (query langua- ges). Als belangrijkste operaties wor- 56 den genoemd de selekties van gege vens op basis van geometrische en thematische kriteria. Bij thematische selekties wordt gebruik gemaakt van Operatoren als 'gelijk aan', terwijl men bij geometrische selekties Ope ratoren als 'naast' en 'op afstand van' gebruikt. Ook operaties voor interpretatie van en planning en voorspelling met de gegevens krijgen aandacht. Voordat de karakteristie- ken van momenteel gebruikte vraag talen besproken worden volgen een aantal faktoren die de invloed van de gebruiker op een dergelijke taal weergeven. Het gaat hier om de be- hoefte en achtergrond van de ge bruiker, de gegevensbank en de zoek- mogelijkheden. Voor met name de 'interaktieve' gebruiker maakt het vervolgens nog verschil of het om iemand gaat die regelmatig of slechts af en toe vragen steh aan het systeem. Een vraagtaal moet een ze- kere flexibiliteit en funktionaliteit bezitten. Momenteel onderscheidt men drie kategorieen vraagtalen: ge baseerd op dialoogsystemen, op for- mele vraagmethoden en een natuur- lijke vraagtaal. De taal gebaseerd op dialoogsystemen veronderstelt bij de gebruiker weinig voorkennis. Deze wordt via een vraag- en ant- woordspel naar het doel gebracht en is daarom zeer populair, maar een nadeel is het trage gebruik. De inter- face naar de gebruiker is er vaak een via menustrukturen. Formeie vraag talen zijn meestal gebaseerd op een SQL-benadering en zijn snel en flexibel. Maar door de grote hoeveel- heid, vaak afgekorte sleutelwoorden is deze taal niet direkt geschikt voor beginners. Softwarepakketten als Arc/Info werken op deze manier. Te- genwoordig vindt de interfacing ook via grafische menu's plaats. Natuur- lijke vraagtalen komen in de ruimte lijke wetenschappen nog niet of nau- welijks voor, hoewel deze benadering wel als de meest flexibele wordt ge- zien. Tot slot van dit hoofdstuk nog een overzicht hoe men met de resul- taten van de vraagtalen kan omgaan. Een van de mogelijkheden is van- zelfsprekend de kaart. Uniek in het boek zijn de hoofd- stukken 7 en 8. Hier biedt de auteur een tweetal koncepten die respektie- velijk betrekking hebben op een tij- delijk database-systeem (omschreven als een 'Bilanzierungssystem') en op een vraagtaal (zie figuur). Beide onderwerpen vormen de kern van het promotie-onderzoek van de auteur. Het idee van het systeem is dat een mogelijke gebruiker voor een toepassing uit diverse 'externe' data- banken gegevens opvraagt en deze via een speciale interface in een tij- delijk database onderbrengt. De in- formatie uit deze tijdelijke database wordt vervolgens gebruikt om de vragen van de gebruiker te beant- woorden. Zowel het opvragen van de gegevens uit de vreemde databases als ook het bevragen van de tijdelij ke database gaat via de door de au teur voorgestelde vraagtaal. De vraagtaal is een kombinatie van me- nugestuurde dialogen en de formele vraagtaalbenadering. Het boek behandelt de hierboven omschreven materie op een duidelij- ke manier. Wel moet opgemerkt wor den dat de lezers die geinteresseerd zijn in wat de titel van het boek be- looft, zieh eerst door de eerste vijf hoofdstukken moeten lezen voordat dit onderwerp, op een overigens hel- dere manier, aan de orde wordt ge- steld. De inhoud van deze hoofd stukken is ook in andere boeken over (computer)kartografie en geo- grafische informatiesystemen te vin- den. In het kader van een proef- schrift zijn deze eerste hoofdstukken overigens wel te verantwoorden. M.J. Kraak KT 1991.XVII.1 DBMS met vraagtaal

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 58