dan wel semantische leesbaarheid valt moeilijk te ach- terhalen. Een en ander heeft er toe geleid dat beide leesbaar- heidsaspekten zijn getoetst in een onderzoek, namelijk een onderzoek waarbij de leesbaarheid van de aanwezi- ge kaarten onderling wordt vergeleken. Wegens het ont- breken van absolute beoordelingskriteria, was het niet mogelijk dit onderzoek door een persoon ('deskundi ge') te laten uitvoeren. Daarom werd gekozen voor een opzet waarbij een populatie van proefpersonen bepaal- de vragen met behulp van de kaarten moest oplossen. De tijd benodigd voor het vinden van een antwoord en de juistheid van het antwoord werden hierbij als maat- gevend voor de leesbaarheid geacht. De vragen zijn hierbij zo gekozen dat de geschetste situaties zoveel mo gelijk overeenkomen met situaties zoals die tijdens daadwerkelijk gebruik zullen voorkomen. De vragen Het streven naar het opstellen van op praktijksituaties toegesneden vragen impliceert dat ter beoordeling van de nationale kaarten andere vragen moeten worden ge- steld dan ter beoordeling van de regionale kaarten. Uit het veronderstelde kaartgebruik kan worden afge- leid dat de volgende faktoren van belang zijn bij het gebruik van een nationale wegenkaart: 1. beeldvorming met betrekking tot autosnelwegen; 2. beeldvorming met betrekking tot belangrijke regio nale wegen; 3. duidelijkheid wegnummering van autosnelwegen en belangrijke regionale wegen; 4. duidelijkheid afstandsaanduiding; 5. duidelijkheid afslagaanduidingen op autosnelwegen; 6. duidelijkheid plaatsnamen van grotere plaatsen. Voor het gebruik van regiokaarten geldt wat dit betreft: 1. beeldvorming met betrekking tot alle wegen; 2. duidelijkheid wegnummering van wegen; 3. duidelijkheid aanduidingen van specifieke autosnel- wegafslagen; 4. duidelijkheid plaatsnamen; 5. duidelijkheid/beeldvorming van aanduiding van be- paalde landschappelijke kenmerken. Op basis van deze faktoren zijn bepaalde vraagtypen gekonstrueerd. Een vraagtype wordt gekenmerkt door het feit dat een specifieke kombinatie van bovenstaande aspekten in de vraagstelling wordt betrokken. Op basis van deze vraagtypen zijn voor elk afgebeeld gebied vier vragen opgesteld (i.e. per land vier voor de regionale en vier voor de nationale kaarten). In de praktijk worden kaartleestaken gekenmerkt door het feit dat meerdere van genoemde aspekten tegelijker- doelgroep vragen Figuur 2. Struktuur van het experiment. tijd een rol speien. Staat men bijvoorbeeld voor het probleem om op een autosnelweg-kruispunt te bepalen in welke richting men de route zal vervolgen dan speien zaken als plaatsnaamaanduiding, afslagaanduiding, wegnummering en beeldvorming tegelijkertijd een rol. Vragen die op meerdere faktoren tegelijkertijd betrek king hebben, vormen dan ook een natuurgetrouwe weergave van de praktische situatie. De testsituatie Figuur 2 geeft een schematisch overzicht van de struk tuur van de opzet. Twee, deels samenhangende faktoren dienen hiervan nader te worden toegelicht. Ten eerste dient nader te worden ingegaan op de vraag in hoeverre de respondenten representatief zijn voor de doelgroep van het onderzoek en ten tweede verdient de invloed van variaties in het presteren van de respondenten op het eindresultaat enige nadere aandacht. Doelgroep en steekproefpopulatie Zoals al eerder is opgemerkt wordt de doelgroep van het onderzoek gevormd door de Nederlandse konsu- menten die (nagenoeg) uitsluitend tijdens de vakantie met kaartlezen worden gekonfronteerd. Een aselekte steekproef onder de Nederlandse bevolking van vol- doende grootte zou aldus de meest betrouwbare uit- spraken opleveren oyer de leesbaarheid van de wegen- kaarten. Praktische Problemen stonden dit echter in de weg. Persoonlijke ondervraging van de respondenten werd, gezien hetgeen gemeten moest worden (de tijd en de juistheid van het antwoord), als voorwaarde gezien voor het onderzoek. Dit betekent dat öf de ondervrager naar de respondent zou moeten komen, öf omgekeerd. Wegens de verwachte logistieke en financiele Problemen die dit met zieh mee zou brengen is hiervan afgezien. Ook benadering van de meest relevante subgroep van de doelgroep, de automobilisten, werd van de hand ge- wezen. In principe is deze groep vrij eenvoudig en goedkoop te benaderen (stel de vragen tegen een be paalde vergoeding op een lokatie als een wegrestaurant of een benzinestation). Wegens de heterogeniteit op faktoren die de kaartleesvaardigheid bepalen (zie hier- onder) zou de steekproef van een zodanige omvang moeten zijn dat hier de praktische grenzen van de mo- gelijkheden overschreden zouden worden. Ten tweede werd als nadeel gezien dat veel van de uit deze subgroep afkomstige respondenten in het algemeen ervaring zullen hebben met het gebruik van een (of een zeer beperkt aantal) specifieke kaart(en). Deze kaart(en) zullen dan ongetwijfeld beter scoren dan die kaarten waarmee de respondent onbekend is. Een en ander zou tot gevolg hebben dat eerder verkoopcijfers (de mate waarin een bepaalde kaart gebruikt wordt) worden ge meten dan feitelijke leesbaarheid. Er bestaat vrij grote overeenstemming in de kartografi- sche literatuur over de eigenschappen die de kaartlees vaardigheid van een persoon bepalen. Morrison noemt de algemene intelligentie van de persoon in kwestie, zijn ruimtelijk inzicht, zijn ervaring met kaartlezen en met autorijden en zijn kennis van wegen. Daarnaast KT 1991.XVII.2 steekproef kaarten experiment resultaten kaartgebruik 27

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 29