blijkt uit z'n onderzoek dat ook leeftijd een rol speelt (Morrison, 1974). Eastman noemt eveneens intelligente en ervaring met kaartlezen (eastman et al., 1983). Het konstant houden van een of meerdere van deze faktoren zou de noodzakelijke omvang van de steek- proef aanmerkelijk doen afnemen. Dit kan echter als nadeel hebben dat de steekproef een deel van z'n repre- sentativiteit verliest. Hiervoor is het verband genoemd tussen kaartleeserva- ring en kaartspecificiteit van deze ervaring. Wil men de kaartleeservaring als konstante nemen binnen het lees- baarheidsonderzoek dan zal men er voor moeten zor- gen dat deze niet kaartspecifiek is. Het werd onhaal- baar geacht om een steekproefpopulatie van voldoende omvang te bereiken die aan deze voorwaarde voldeed. Het konstant houden van de intelligente heeft als na deel dat de gemiddelde score van alle beoordeelde kaar- ten zal afwijken van de score die men zal meten wan- neer men een representatieve steekproef neemt. Het ligt echter niet voor de hand dat de onderlinge rangorde van de scores zal worden beinvloed. Met andere woor- den zowel een meer als een minder intelligent persoon zal bij een vergelijking van twee wegenkaarten dezelfde kaart als de meest leesbare kwalificeren. Eenzelfde redenering geldt voor het konstant houden van de leeftijd van de steekproefpopulatie. Er kan dus gesteld worden dat het konstant houden van de genoemde faktoren niet tot gevolg heeft dat de steekproef een deel van z'n representativiteit verliest. Een groot voordeel hiervan is de eenvoudige realiseer- baarheid. Een groep die aan genoemd profiel voldoet is namelijk aanwezig op een willekeurige onderwijsinstel- ling. Bovendien is het hierbij aannemelijk dat het risiko van kaartspecifieke ervaring onder de respondenten ge ring is. Men zal in het algemeen nog niet in het bezit zijn van een eigen auto waar een bepaalde kaart een vaste plaats heeft gevonden. Het presteren van de respondenten Zoals hiervoor is aangegeven, is het presteren van een respondent afhankelijk van een aantal faktoren. Ge- deeltelijk liggen deze faktoren vast door de samenstel- ling van de steekproef. Het is echter niet te vermijden dat de steekproef uit personen bestaat die verschillen in hun kaartleesvaardigheidDit betekent dat een deel van de variatie in de eindresultaten verklaard wordt door deze verschillen. Dit is niet de bedoeling. Het experi- ment dient zodanig te worden uitgevoerd dat de kaart de enige verklärende variabele in het onderzoek is. Als belangrijkste verklärende variabele voor de verschil len in kaartleesvaardigheid van de respondenten kan hun kaartleeservaring worden aangemerkt. Daarnaast kan ook de topografische kennis van de respondent een 'toevallige' rol speien. Drie maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat verschillen in kaartleeservaring en topografische kennis doorwerken in de eindresultaten. Ten eerste is het experiment zodanig gestruktureerd dat een kaart door zoveel mogelijk respondenten beoor- deeld wordt. Dit is gerealiseerd door elke respondent slechts eenmaal met een bepaalde kaart te konfronte- ren. Ook is vermeden dat elk willekeurig tweetal respondenten meer dan een keer dezelfde vraag- kaartkombinatie voorgeschoteld krijgen. Bij een voldoende omvang van de steekproef zou deze maatregel in principe voldoende moeten zijn om het doorwerken van genoemde verschillen te voorkomen. Er bestaan echter geen richtlijnen over hoe groot deze zou moeten zijn. Bovendien hebben bij de bepaling van de omvang van de steekproef de praktische mogelijkheden een belangrijke rol gespeeld. Zodoende is een tweede maatregel genomen. Zoals hiervoor is vermeld waarborgt de strukturering van het experiment dat elke respondent slechts eenmaal met een bepaalde kaart en een bepaald vraagtype wordt gekonfronteerd. Aangezien de koppeling tussen kaarten en respondenten volstrekt willekeurig is bepaald, kan dus gesteld worden dat elke respondent evenveel kans heeft op een goed als op een siecht leesbare kaart. Zo doende kan de gemiddelde tijd per respondent als maat voor het algemeen presteren van deze respondent die nen. Worden de individuele tijden van de respondenten gedeeld door dit gemiddelde dan zijn de tijden gekorri- geerd voor het algemeen presteren van de individuele respondenten. De derde maatregel bestond uit het gelijktrekken van de verschillen in relevante topografische kennis van de respondenten door de vragen te voorzien van een klein kaartje van het gebied waarop de vraag betrekking had met daarop de in de vraag genoemde plaatsnamen. Zo doende werd voorkomen dat een persoon die wist waar de genoemde plaats A lag, op grond van deze kennis beter zou scoren dan een persoon waarbij deze kennis niet aanwezig was. De tot nu toe besproken verschillen in kaartleeservaring hadden betrekking op de verschillen tussen de respon denten. Een respondent dient echter meerdere kaart- leestaken met evenzovele kaarten uit te voeren. Hierbij ligt het voor de hand dat het presteren van de respon dent gedurende het onderzoek varieert. Verschillen in prestatie van een respondent gedurende het onderzoek kan gezien worden als het gevolg van een van de volgende faktoren: 1. een afname van de koncentratie van de respondent; 2. een toename van de kennis van de respondent; 3. een toename van de ervaring van de respondent. Afname van de koncentratie van de respondent zal het gevolg zijn van vermoeidheidsverschijnselen. Dit is op een aantal manieren tegengegaan: 1. Beperking van de duur van het experiment, dan wel van het aantal vragen. De duur van het experiment is beperkt tot dertig minuten per respondent. Hier- binnen was het mogelijk om acht vragen te stellen. Vier hiervan hadden betrekking op nationale kaarten en vier op regionale kaarten. 2. Het stellen van vragen die appelleren aan de fantasie van de respondent. Met een toename van de kennis van de respondent wordt in dit geval een toename van de topografische kennis bedoeld. Dit is vermeden door er voor te zorgen 28 KT 1991.XVII.2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 30