door deskundigen. Rekening houdend met de weinig
ideale omstandigheden waaronder het kaartlezen
over het algemeen plaatsvindt, is door een aantal
deskundigen op grond van eigenschappen als be-
lasting van het kaartblad ('volheid' van het kaart-
blad), grootte en plaatsing van namen, kontrast tus-
sen diverse wegsymbolen, grootte en plaatsing van
diverse puntsymbolen, bepaald aan welke klasse de
slechtst leesbare kaarten gekoppeld moesten worden.
Konklusie
Het onderzoek waarvan hier twee onderdelen zijn be-
schreven heeft een kwaliteitsoordeel voor de in Neder-
land verkrijgbare wegenkaarten opgeleverd. Hieruit is
gebleken dat de variatie in kwaliteit zeer aanzienlijk is.
Voorts is gebleken dat er sprake was van een redelijk
homogene score van de kaarten op de onderzochte as-
pekten. Blijkbaar werkt een bepaald kwaliteitsniveau in
de kaartvervaardiging door op alle kwaliteitsaspekten
van een kaart. De homogeniteit geldt vooral voor de di
rekt meetbare aspekten, met andere woorden de groot-
ste afwijking van het totale kwaliteitsniveau van een
kaart wordt verklaard door verschillen in leesbaarheid.
Dit kan verklaard worden door de afwezigheid van een
objektieve maat voor deze grootheid. Niet iedereen is
het hier over eens. Zo stelt Bosma (bosma, 1983) voor
om de kwaliteit van de leesbaarheid te beoordelen door
een deskundige aan de hand van onderdelen van de
theorie van Bertin (bertin, 1973). Hij vat de leesbaar
heid van een kaart op als de som van de scores op de
waarnemingseigenschappen zoals die door deskundigen
voor de te onderzoeken kaarten zijn bepaald. Afgezien
van de subjektiviteit die hierbij zal optreden bestaan
hiertegen ook meer theoretische bezwaren. Zo Staat
geenszins vast dat hetgeen Bertin heeft opgemerkt over
de waarnemingseigenschappen van de diverse expressie-
richtingen ook geldt voor een kaart waarin diverse
expressierichtingen worden gekombineerd. Zoals al eer-
der is opgemerkt is er in dit verband van uitgegaan dat
bij kombinatie van faktoren die de kaartleesbaarheid
bepalen de invloed van de afzonderlijke faktoren niet
zonder meer mögen worden opgeteld.
De belangrijkste les die uit de theorie van Bertin kan
worden geleerd is dat de weergegeven informatie op een
goed leesbare kaart beperkt moet zijn. Dit maakt de
toepasbaarheid van deze theorie echter beperkt. Zeker
voor een wegenkaart geldt dat de getoonde informatie
veeleer een gevolg is van eisen voortvloeiend uit het
kaartgebruik dan van de leesbaarheid. En dit kaartge-
bruik impliceert dat de grenzen die door Bertin worden
gesteld aan de hoeveelheid weergegeven informatie
ruimschoots overschreden moeten worden. De toepas
baarheid van Bertin's theorie op een wegenkaart moet
aldus beslist niet overschat worden.
Dit verklaart waarom in dit onderzoek is gekozen voor
een andere benadering. Deze benadering is echter uit-
sluitend geschikt voor de bepaling van de leesbaarheid
van een kaart wanneer hij reeds vervaardigd is. Aanwij-
zingen voor het ontwerp van een nieuwe kaart gaan
niet verder dan dat deze moet lijken op een kaart die
als goed leesbaar uit het onderzoek is gekomen.
Deze konstatering biedt echter wel openingen om tot
een meer direkt meetbare beoordeling van de leesbaar
heid te komen en daarmee tot meer objektieve leesbaar-
heidskriteria voor het ontwerp. Het resultaat van het
onderzoek is een koppeling tussen een bepaalde kaart
en zijn leesbaarheid. Van deze kaart kunnen een aantal
objektief meetbare eigenschappen bepaald worden. Ko-
lacny heeft door middel van vergelijkbaar onderzoek
bepaalde standaardwaarden opgesteld (kolacny, 1969).
Zo stelt hij dat het aandeel schrift op het kaartbeeld
minder dan 15% moet bedragen wil de kaart leesbaar
blijven. Het is echter belangrijk om de faktoren die de
kaartleesbaarheid bepalen niet apart maar in relatie tot
elkaar te beoordelen.
Eigenschappen die voor een bepaalde kaart kunnen
worden bepaald zijn onder andere:
gemiddeld aantal namen per oppervlakte-eenheid;
gemiddeld aantal wegen per oppervlakte-eenheid;
gemiddelde verzadiging achtergrondkleur per
oppervlakte-eenheid;
gemiddelde verzadiging reliefweergave per
oppervlakte-eenheid;
gemiddeld aantal puntsymbolen per oppervlakte-
eenheid;
totaal aantal gebruikte kleuren;
totaal aantal gebruikte kleuren voor resp. punt-,
lijn- en vlaksymbolen.
Op basis van (een aantal van) deze waarden kan met
behulp van faktoranalyse de invloed worden bepaald
die een bepaalde kombinatie van (scores van) de afzon
derlijke eigenschappen heeft op de leesbaarheid van de
kaart als geheel.
Het valt niet te verwachten dat het onderzoek een kant
en klaar eenduidig recept voor de meest leesbare kaart
zal opleveren. Veeleer zal er sprake zijn van een scala
van mogelijkheden om tot een leesbare kaart te komen.
Voorts dient er op gewezen te worden dat de leesbaar
heid van een kaart ook afhankelijk is van de gebruiker.
Gewenning aan een bepaald ontwerp zal hierbij een
grote rol speien. Zo zal een volgens objektieve kriteria
minder leesbare kaart die een bepaalde gebruiker ge-
wend is te gebruiken, door hem/haar als leesbaarder
kunnen worden beschouwd dan een volgens dezelfde
kriteria meer leesbaare kaart waarmee geen ervaring is
opgedaan. De individuele waardering voor de leesbaar
heid van een bepaalde kaart die een gebruiker heeft
hoeft in die zin dan ook niet overeen te komen met de
hier bepaalde leesbaarheid.
Noten
Drs R.J. van Essen is werkzaam als toegevoegd onderzoeker
bij de vakgroep Kartografie van de Faculteit der Ruimtelijke
Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Utrecht.
Drs L.P. Heijnens is werkzaam als kartograaf bij de gemeente
Utrecht, Dienst Ruimtelijke Ordening, afdeling Vastgoedinfor-
matie en heeft als adviseur geparticipeerd in het onderzoek.
Literatuur op blz. 38
30
KT 1991.XVII.2