stereokorrelatie-apparaten. Aan de andere kant kunnen
instellingen een obstakel vormen voor de toepassing van
nieuwe technieken. Dit is het geval wanneer konventio-
nele technieken het bestaansrecht van bepaalde mense-
lijke aktiviteiten gedurende meerdere jaren hebben ge-
rechtvaardigd. Dit is het geval bij de tijdens het
fotogrammetrische tijdperk onstane instellingen, waar-
bij de koncentratie van expertise en benodigde
uitrusting in centrale, nationale organisaties noodzake-
lijk was.
Door de hierboven gesignaleerde decentralisatie ont-
staat een toenemende onduidelijkheid over mandaat en
verantwoordelijkheid voor gegevensverzameling en het
bijhouden ervan. In het verleden zijn nationale karte-
ringsorganisaties altijd verantwoordelijk geweest voor
het opzetten en het bijhouden van nationale karte-
ringsprogramma's. De verantwoordelijkheid voor be
paalde kaarten wordt, voorzover het eigen Produkten
betreft, echter heden ten dage ook door provinciale en
gemeentelijke overheden gedragen. Moeten deze instel
lingen aan hun lot worden overgelaten waar het de her-
ziening en het bijhouden van hun eigen gegevens be
treft? En zo ja, hebben zij de financiele middelen
hiervoor beschikbaar? Is een fysiek gedecentraliseerde
maar konceptueel gecentraliseerde database een werk-
baar koncept (chrisman, 1990)? Het is hierbij belang-
rijk dat een organisatie wordt opgezet die een krachtige
kontrole op de integriteit en bijhouding van de gege
vens op centraal niveau waarborgt maar tegelijkertijd
de noodzakelijke herverdeling van macht en verant
woordelijkheid naar het lokale niveau garandeert. Over
wegende dat de kosten van het verzamelen en bijhou
den van geodata ongeveer het dubbele bedragen van die
van hard- en Software te zamen, is het belangrijk dat
naar wegen gezocht wordt om dit kostbare goed te be-
schermen. Het is daarom waarschijnlijk dat gegevensbe-
heer een van de meest belangrijke punten is op de lijst
van toekomstig te verrichten kartografische werk-
zaamheden.
Konklusies
In het voorgaande zijn voor diverse onderdelen van de
geo-informatie-produktielijn de noodzakelijke onder-
werpen van onderzoek besproken. Er kunnen drie on
derdelen worden onderscheiden die als ondersteuning
en als de motor van de produktie van geo-informatie
funktioneren, namelijk theorie, technologie en toepas
singen. Om te komen tot een gei'ntegreerd onder-
zoeksmodel verdient het aanbeveling om alle aspekten
die hierin een rol speien te relateren aan deze drie on
derdelen. Tot op heden is het onderdeel theorie van
deze driehoek verwaarloosd. De meeste van onze aktivi
teiten worden ofwel aangedreven door ontwikkelingen
in de technologie, of door ontwikkelingen in de toepas
singen. Het ontbreken van een ruimtelijke theorie wordt
weerspiegeld in de zwakte van onze gegevens- en kom-
munikatiemodellen en in de analytische beperkingen
van onze onderzoeksinstrumenten. Analoog wordt de
Kwaliteit
Figuur 7. De driehoek ruimtelijke theorie - technologie toe
passingen in relatie tot gegevensmodellering, gegevensanalyse,
gegevensuitwisseling en instellingen.
struktuur van onze instellingen meer bepaald door de
stand van de techniek en de behoefte aan toepassingen,
dan door theoretische ontwikkelingen in ruimtelijke -
informatie-wetenschap. Willen wij onze instrumenten
en de effektiviteit van onze toepassingen verbeteren,
dan hebben wij behoefte aan een betere theorie. Theo-
rievorming dient daarom in toekomstig onderzoek een
hogere prioriteit te krijgen. Zowel vanuit wetenschappe-
lijk als vanuit ekonomisch gezichtspunt is dit een logi
sche gedachtengang. Een betere theorie zal namelijk op
de lange termijn resulteren in betere instrumenten en in
betere toepassingen. Tot op heden lijken onze nieuwe
ideeen in de geowetenschap voort te komen uit nieuwe
technologie. Een tegengestelde ontwikkeling lijkt meer
in het belang van het publiek te zijn.
Een gei'ntegreerd onderzoeksmodel is voorgesteld, waar-
in het verband tussen exploitatie, analyse, kommunika
tie en instellingen tot uitdrukking komt (figuur 7). Aan
deze onderdelen zijn verschillende onderwerpen voor
noodzakelijk onderzoek gekoppeld. Deze worden ge-
toond in figuur 8a, 8b en 8c. Het is niet eenvoudig om
hierin een rangorde naar belang aan te brengen, omdat
de verschillende subaktiviteiten die bijdragen aan de
produktie van geo-informatie niet als zelfstandig kun
nen worden gezien. De uitkomst van het proces is het
36
KT 1991.XVII.2
StruktuurManagement
Vraagstelling
Overdracht
Kartografisch
model
Behoeften van
de gebruiker
Kartografische
regels
Intelligente
Software
Analyse
Instellingen
Kommunikatie
Gegevensmodel
Ruimtelijke
theorie
Toepassingen
Technologie
Mandaat "Orgware"