kaartgebruik De betekenis van de Grote Historische Atlas van Nederland voor historisch-geografisch onderzoek J.J.J.M. Beenakker Inleiding Van der Linden beschrijft uitvoerig de totstandkoming van de Topographische en Militaire Kaart van het Ko- ningrijk der Nederlanden (van der linden, 1973). Deze oudste voor geheel Nederland vlakdekkende kaarteditie werd tussen 1850 en 1864 in 62 bladen uitgegeven. Bij het vervaardigen van deze serie werden voor de gravure en druk de nettekeningen 1: 50.000 gebruikt, die door het bureau van de Militaire Verkenningen in de periode 1836-1859 waren geproduceerd. Deze in kleur uitgevoer- de nettekeningen zijn gebundeld in de uit vier banden bestaande Grote Historische Atlas van Nederland schaal 1: 50.000, die in 1990 is versehenen. Dit kaarten- boek geeft een uniek beeld van Nederland aan de voor- avond van ingrijpende veranderingen in het kultuur- landschap. Hieronder willen het belang en de gebruiksmogelijkhe- den van deze uitgave voor historisch-geografisch onder zoek duiden. We doen dat aan de hand van de bladen 38 en 39 (het gebied tussen Amsterdam en Bus- sum/Naarden) uit deel 1. Alvorens nader op de kaart in te gaan, willen we eerst enkele opmerkingen plaatsen over de inhoud en de taak van de historische geografie. Historisch-landschappelijk onderzoek De wijze waarop het landschap en de woonomgeving zijn ingericht, is geen onveranderlijk gegeven. Door in te grijpen in de natuurlijke gesteldheid van een gebied door middel van grootschalige ontbossing, kunstmatige ontwatering, bedijking, het aanleggen van akkers en weilanden en het stichten van nederzettingen heeft de mens het oorspronkelijke landschap gewijzigd. Het Ne- derlandse landschap is een kultuurlandschap dat zieh kenmerkt door een grote vormenrijkdom. Zo is de ne- derzettingsstruktuur in een veengebied een andere dan die in het Zuidlimburgse heuvelland. Er bestaat een on- derscheid in vorm, grootte en begrenzing van percelen tussen de oude en nieuwe zeekleipolders. Overal worden sporen aangetroffen van het vroegere wonen en werken van mensen. Enkele voorbeelden daarvan zijn terpen, sluizen, molens, droogmakerijen, houtsingels, buiten- plaatsen en woonhuizen. Dit kleurrijke palet is in onze tijd verschraald. Zoals de veelheid van kleine winkeltjes goeddeels is vervangen door supermarkten en warenhui- zen, is ook het landschap als gevolg van schaalvergro- ting en herinrichting gewijzigd. De aanspraken die wor den gemaakt op het landelijk gebied voor industrieterreinen, landbouw, wegen, woningbouw, re- kreatievoorzieningen en dergelijke hebben ertoe geleid dat vele natuurwetenschappelijke en kultuurhistorische verwijzingen naar het verleden van een gebied zijn ver- nietigd. De kans bestaat dat in onze tijd door de groot- schaligheid van de ingrepen in het landschap regionale verschillen ten aanzien van de bewonings- en ontgin- ningsgeschiedenis verdwijnen. Door deze nivellering van het landschap dreigt veel informatie verloren te gaan waardoor zowel de wetenschappelijke als de rekreatieve en edukatieve waarden van het landschap aan betekenis inboeten. Om die reden is vanuit de historische geogra fie en vanuit andere wetenschappen de laatste twintig jaar grotere aandacht gevraagd voor de historisch- landschappelijke waardering in de ruimtelijke ordening. Het is de taak van de historische geografie vast te stel len welke kultuurhistorische dementen (bijvoorbeeld buitenplaatsen, molens, kerken) en strukturen (bijvoor beeld percelering, het patroon van land- en waterwe- gen) een landschap vormen en in welke relatie zij staan tot de bewoningsgeschiedenis van een gebied. Tevens moet het onderzoek zieh richten op de veranderingen waaraan het landschap in de loop der tijd onderhevig is geweest. Hierdoor wordt het inzicht in de dynamiek die in het aktuele landschap verborgen ligt vergroot en kan de historisch-geograaf zieh uitspreken over de mate waarin het huidige kultuurlandschap is bei'nvloed door bepaalde ontwikkelingen in het verleden (beenakker, 1989, hoofdstuk 1). Enkele belangrijke thema's bij het historisch- geografisch onderzoek naar de ruimtelijke ontwikkeling en de totstandkoming van de huidige inrichting van de woonomgeving zijn de bestudering van de waterstaat (aanleg en onderhoud van dijken, de bouw van sluizen, molens en stoomgemalen), de infrastruktuur (het pa troon van landwegen, de aanleg van kanalen, spoorlij- nen), de bebouwing (verspreide en gekoncentreerde be- woning), het verkavelingspatroon (grillig of regelmatig) en het grondgebruik (veeteelt, akkerbouw). De ontwikkeling die heeft geleid tot de inrichting van de huidige woonomgeving kan zichtbaar worden ge maakt door het uitvoeren van een kaartvergelijking. Daarbij moet worden gelet op puntelementen (bijvoor beeld een sluis), lijnelementen (bijvoorbeeld een trek- vaart) en vlakelementen (bijvoorbeeld een verkavelings- blok). De nettekeningen bieden hiervoor een uitgangspunt. Door middel van het vergelijken van de nettekeningen met recente topografische kaarten wordt 48 KT 1991.XVII.2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 50