kaartgebruik Geomorfologische kaart van het Nationaal Park Veluwe- zoom, wandelingen door een 'ijstijden-landschap' H.J. van Dorsser en Ph.L. Rieff Doel van de kaart De Geomorfologische kaart van het Nationaal Park Ve- luwezoom, die bezittingen van de Vereniging tot Be- houd van Natuurmonumenten, van het landgoed Twickel (Hof te Dieren en de Middachter Bossen), van het Gelders Landschap (Kasteel Rosendael) en een ge- deelte van de Loenermark bestrijkt, is bedoeld als een milieu-edukatie-kaart voor het geinteresseerde publiek. In het algemeen wordt in bezoekerscentra van natuurge- bieden de aandacht gericht op het planten- en dierenle- ven, maar het landschap en zeker het ontstaan van het landschap krijgen (te) weinig aandacht. Nu de laatste tijd het milieu meer in de belangstelling Staat en 'leken' zieh interesseren voor het hoe en waarom in de natuur, is een kaart ontworpen, die het ontstaan van het land schap en de landschapsvormen weergeeft. De kaart heeft een eenvoudige legenda, waarbij iedere weten- schappelijke term is vermeden. Het ontstaan van het gebied Het gedeelte van de Veluwe dat op de kaart is weerge- geven, kreeg de meeste van zijn vormen gedurende de ijstijden. In de voorlaatste ijstijd, de Saale-ijstijd, 235.000-125.000 jaar geleden, heeft het Iandijs tot het midden van Nederland gereikt, waarbij de stuwwal van Arnhem ontstond. Het ijs stuwde het reeds door de ri- vieren neergelegde materiaal, dat uit zand, grind en wat klei bestond, tot een 90(?) m hoge wal op. Hier boven- op kwam wat materiaal te liggen dat door het ijs was meegebracht. Dit bestaat uit zand, grind en zwerfste- nen. Vanuit het IJsseldal vormde het ijs de stuwwal van de oostelijke Veluwe, die bij de Posbank aan de stuw wal van Arnhem grenst. Het gebied ten zuidwesten van de stuwwallen bleef ijsvrij; hier stroomde het smeltwa- ter van het ijs. Dit smeltwater vormde een geul in de stuwwal van de oostelijke Veluwe en zette materiaal af in het ijsvrije gebied. De smeltwaterstroom vertakte zieh op veel plaatsen en zette daardoor een waaier van zand en grind af. Naar de zuidkant van de stuwwal van Arnhem vond eveneens afvoer van smeltwater plaats. Dit ijssmeltwater sneed in de bevroren ondergrond dalletjes uit en legde aan de voet puinwaaiers neer. Toen het ijs ging afsmelten en er ruimte voor smeltwa- terafvoer in het IJsseldal vrijkwam, vond ook daarheen afvoer van smeltwater plaats. In de tussenijstijd, die volgde, was het klimaat wat war mer dan nu. Het gebied was geheel begroeid, de zand- en grindondergrond was waterdoorlatend, zodat de kleine dalen droog waren. Er vond dus geen insnijding plaats. Dit veranderde in de laatste ijstijd, de Weichsel-ijstijd, 115.000 10.000 jaar geleden. Het Skandinavische Iand ijs reikte tot op Jutland in Denemarken. In ons land heerste een toendraklimaat, de ondergrond was het hele jaar bevroren en daardoor ondoorlatend. Het sneeuwsmeltwater kon daardoor insnijdingen vormen en de reeds bestaande dalen kregen hun huidige diepte. De riviertjes zetten het meegevoerde materiaal op de reeds gevormde puinwaaiers aan de mond van de dalen af. Op de hellingen gleed in de dooiperiodes de boven- laag over de bevroren ondergrond en vormde een afzet- ting aan de voet van de hellingen. Ook de wind was van belang voor de vormen in het Chronostratigrafie en klimaatskurve van het Kwartair. KT 1991.XVII.2 51 LAAT- KWARTAIR MIDDEN- KWARTAIR VROEG- KWARTAIR T"ER-| LAAT- PLIOCEEN laat- TIAIR TERTIAIR Plioceen PLEISTO- CEEN Laat- Pleisto- Midden Pleisto- ceen Vroeg Pleisto- WEICHSELIEN (Glac.) EEMIEN (Interglac.) SAALIEN (Glac HOLSTEINIEN (Interglac.) ELSTERIEN (Glac.) A Gern j uli temp. 01 10° 20c Zagwi|n en Van Staalduinen 1975

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 53