overeen met het standaard Macintosh-scherm met een
resolutie van 72 dpi (dots pixels) per inch). Omdat
Macpaint ontworpen was voor het verwerken van bit-
maps met schermresolutie was het eveneens mogelijk
om van een andere mogelijkheid van het besturings-
systeem gebruik te maken; in alle stadia van de
programma-uitvoering kan de inhoud van het scherm
worden afgedrukt. Deze 'command-shift-3'-procedure
funktioneert nog steeds op alle Macs en geeft de moge
lijkheid om elk scherm, gegenereerd op een Mac, vast
te leggen, hoewel beeiden op een groot scherm speciale
behandeling vereisen.
Een volgend sleutelonderdeel van het Mac-besturings-
systeem dat van belang is voor de produktie van grafiek
is het feit dat alle Mac-applikaties Postscript als uitvoer
hebben. De Postscript paginabeschrijvingstaal kontro-
leert het opbouwen van een rasterbeeld vanuit elke
Mac-grafiek ten behoeve van het afdrukken. Het is
hierbij niet van belang of deze grafiek in raster of in
vektor is gedefinieerd. Voor het afdrukken van een
rasterbeeld met schermresolutie betekent dit dat de
schermpixels geschaald moeten worden tot uitvoer-
pixels. Bij het afdrukken van een vektorbeeld daarente-
gen, dienen de Quickdraw-vektoren gekonverteerd te
worden naar uitvoerpixels. In beide gevallen is het re-
sultaat een tekst(ASCII)-bestand dat naar het afdruk-
apparaat verzonden wordt. Omdat Postscript onafhan-
kelijk is van de resolutie van het afdrukapparaat, is het
in Staat om een rasterafdruk van dit beeld te genereren
op elk afdrukapparaat varierend van een Apple Laser
Writer met een resolutie van 300 dpi tot een Linotronic
fotozetter met een resolutie van 2000 dpi. Dit uitvoer-
systeem is in hoge mate flexibel en produceert een be
stand met grafische kommando's dat voldoet aan een
industriestandaard en onafhankelijk is van de produce-
rende applikatie. Hiernaast is de Mac in Staat om
vektor-georienteerde afdrukapparaten zoals penplotters
te besturen. Hiertoe dient voor de juiste 'device-driver'
(RDEV) te worden gekozen in 'de kiezer'. Dit stukje
Software gebruikt voor het selekteren van, en het ver-
volgens leggen van een verbinding naar een bepaald uit-
voerapparaat heeft de vorm van een bureau-accessoire.
Omdat de Mac een volledig grafisch georienteerde ma
chine is, waarbinnen de grafiek ligt verankerd in het
besturingssysteem, hebben de drie bovenbehandelde
formaten zieh ontwikkeld tot standaard Mac-formaten.
Het vektorformaat wordt hierbij met de naam PICT
aangeduid, het rasterformaat met Paint en het
Postscript-formaat met Encapsulated Postscript (EPS).
Voor de meeste Mac-applikaties kunnen deze formaten
zowel als invoer als, als uitvoer dienen. Zodoende wordt
het mogelijk grafiek, gedefinieerd in een van deze for
maten, te inkorporeren in niet-grafische dokumenten
zoals tekstrapporten. Bovendien kan grafiek vrijelijk
tussen dokumenten uitgewisseld worden. Veel van het
sukses van de Mac als platform kan worden toegeschre-
ven aan het feit dat universeel overdraagbare uitvoer
een aantrekkelijke mogelijkheid voor gebruikers is ge-
bleken.
Grafiek voor kartografie op de Mac
Sinds de introduktie van de Macintosh in 1984 zijn de
grafische instrumenten, aanwezig in deze machine van
groot belang geworden en worden ze alom toegepast
voor het genereren van kartografische uitvoer. Sinds het
uitbrengen van Macdraw en Macpaint als de elementai-
re grafische pakketten voor de Mac zijn verschillende,
meer mogelijkheden biedende, instrumenten beschik-
baar gekomen in beide kategorieen. Pakketten zoals Su-
perpaint, Pixelpaint en GraphicsWorks bieden meer
geavaneeerde rasterbewerkingsmogelijkheden, evenals
het nieuwe Macpaint 2.0 van Claris (Apple's Software -
dochter die Apple's eigen Software voor de Mac ont
wikkeld en op de markt brengt). Aan de vektorkant
zijn pakketten als MacDraft, CricketDraw en een ten
opzichte van de eerste versie, meer geavaneeerde Mac
draw II van Claris op de markt gekomen. Programma's
zoals Canvas zijn ook versehenen. Zij bieden de ge-
bruiker de mogelijkheid te werken op twee logisch on-
afhankelijke lagen, een geschikt voor vektor- en een
voor rasterbewerkingen. Beide lagen worden geinte-
greerd in een Postscript-bestand tot een grafisch beeld.
In 1987 bracht Apple de multimedia-database-
applikatie Hypercard uit, die de beschikking heeft over
een meer geavaneeerde set rasterinstrumenten en een
taal (HyperTalk) waarmee het mogelijk wordt om in
raster, tekst-gekontroleerd te tekenen (zogenaamde
HyperTalk-scripts).
Deze uitgebreide set grafische instrumenten heeft zijn
grote nut bewezen voor het samenstellen en aanpassen
van kaarten en plattegronden. Met onmiddellijke toe-
gang tot een serie voorgedefinieerde schermen en tot
mogelijkheden om Objekten te groeperen en te schalen,
zijn veel kartografische handelingen routineklussen ge
worden. Kaarten en grafiek geprodueeerd met raster-
programma's vertonen echter een siechte grafische kwa-
liteit. De oorzaak hiervoor is gelegen in het feit dat
schaling van uitvoer is gelimiteerd tot resoluties die een
veelvoud van de Mac-schermresolutie zijn. Veel van de
uitvoer van elementaire rastertekeninstrumenten is daar-
om slechts gebruikt in Hypercard-stacks, voor presenta-
tie op het scherm of om de beperkingen van het
vektor-georienteerde Quickdraw aan de orde te stellen.
Bij dit laatste kan men denken aan de onmogelijkheid
om binnen Quickdraw een polygoon te maken van een
serie snijdende lijnen en het hierdoor gevormde vlak
vervolgens te vullen. Rasterprogramma's worden ook
gebruikt voor het bijwerken van een scherminhoud
voordat deze wordt afgedrukt.
De omvangrijke serie vektorprogramma's die zijn ver
sehenen, hebben zieh voornamelijk gericht op het op-
heffen van de beperkingen van de eerdere versies van
Macdraw. Deze beperkingen omvatten de onmogelijk
heid om de samenstellende punten van uit de vrije
hand getrokken lijnen aan te passen en de onmogelijk
heid om Objekten te roteren in stapjes van 1°. Deze
meer geavaneeerde vektorprogramma's zoals MacDraft
1.2b zijn uitermate geschikt voor kartografische bewer-
kingen: de kaarten in de dissertatie van de auteur zijn
KT 1991.XVII.3
32