volledig toepasbaar te zijn in de kartografie en in GIS
is het nodig dat de Mac de beschikking krijgt over de
mogelijkheid om positie-gerelateerde grafiek te verwer-
ken. Ook moeten applikaties beschikbaar komen die
ruimtelijke gegevens kunnen verwerken. De afgelopen
tijd zijn betekenisvolle ontwikkelingen in deze gebieden
van de grond gekomen. Zij zullen in het onderstaande
nader worden bediskussieerd.
Geokoppeling van grafiek op de Mac
Ondanks het feit dat, zoals boven is beschreven, de
Mac een bij uitstek grafisch georienteerde machine is,
hebben geen van de besproken formaten de mogelijk
heid van geokoppeling. Het PICT- en het Paint-
formaat maken gebruik van schermkoördinaten en
Postscript van paginakoördinaten. Daarom moet de
geokoppeling apart worden toegevoegd aan de bestaan-
de formaten of worden gei'nkorporeerd in een nieuw
formaat. De meeste van de applikaties die in Staat zijn
om deze koppeling tot stand te brengen en te onder-
houden, maken gebruik van de laatste methode. Zij
zullen in het navolgende stuk besproken worden. In de
meeste gevallen worden attribuutgegevens voor kaarten
uit een ASCII-bestand gehaald. Zij worden vervolgens
gei'nkorporeerd in de datastruktuur van de applikatie.
Er zijn slechts weinig pakketten die een koppeling met
een externe databank ondersteunen en aldus maximale
flexibiliteit in netwerkoperaties garanderen.
Een aantal pakketten voor de Mac zijn in Staat om
geogekoppelde rasters te verwerken. Sommige hiervan
zijn beeldverwerkingspakketten. De top in deze groep
wordt gevormd door het Amerikaanse pakket GRASS.
Tijdens het schrijven van dit artikel was het echter al-
leen beschikbaar voor het Mac Unix systeem A/UX.
Dit pakket heeft een omvangrijke serie mogelijkheden
waaronder het oprekken van kontrast, geometrische
korrekties en berekening van beeldstatistieken met volle-
dige multi-band bewerkingsmogelijkheden. Drie verge-
lijkbare, maar minder krachtige Amerikaanse pakket
ten, Dirigo, Image en OptiLab draaien direkt onder het
Mac-besturingssysteem en beschikken over gelijksoorti-
ge instrumenten. Zij bieden echter in het algemeen niet
de mogelijkheid van gelijktijdige kontrole over de ver-
schillende banden van het beeld. Dirigo heeft de moge
lijkheid om een multi-band beeld te openen als een
beeld, het beeld te bewerken door technieken als kwali-
teitsverbetering (enhancement), filteren, korrektie en
klassifikatie. Het te bewerken beeld mag echter niet
groter zijn dan 512 x 512 pixels. Image en Optilab zijn
vergelijkbare pakketten (overigens zonder de limiet van
512 x 512 pixels), maar hebben zieh meer ontwikkeld
in de richting van de medische beeldverwerking. Het
omvat daarom ook mogelijkheden op het gebied van de
patroonherkenning. Het pakket MacSat is ontworpen
om meteorologische beeiden (die via een antenne aan-
gesloten op de Mac direkt van de uitzendende satelliet
verkregen kunnen worden) te verwerken, en bevat een
aantal hoofdzakelijk rastergeorienteerde karterings-
funkties.
Twee Amerikaanse pakketten, afkomstig van de univer-
siteiten van Oregon en Cornell, dragen de naam Mac-
Gis. Zij zijn gebaseerd op een rastermodel. De MacGis
van Oregon is een systeem voor het weergeven en be
werken van rasterkaarten. Het omvat een serie instru
menten gebaseerd op punt-, omgevings- en rekenopera-
ties die op meerdere kaartlagen kunnen worden
toegepast. In een bruikbaar werkboek beschrijft Waniez
(in het Frans) het gebruik van het programma (waniez,
1990). Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe PICT-
dokumenten kunnen worden geimporteerd en gebruikt
als een basis voor rasterkartering. De MacGis van Cor
nell maakt gebruik van een gelijksoortige benadering
van rasterkartering. Het biedt echter meer konventione-
le kartingsfunkties zoals het aanbrengen van bufferzo-
nes, het maken van overlays en de bepaling van ge-
biedskarakteristieken.
Vergelijkbaar met deze beide pakketten is het rasterpak-
ket MAP II. Het werd ontwikkeld in Canada (pazner
en dalla bona, 1989) en is gebaseerd op de kaartalge-
bra gedefinieerd door Tomlin (tomlin, 1983). Het is in
Staat om rasterkaarten op te slaan in geogekoppelde ka-
ders. Deze kaders worden 'projects' genoemd en bevat-
ten digitaliseer- en bewerkingsgereedschappen. MAP II
is ook in Staat om TM/SPOT-beelden, TIFF-bestanden
of spreadsheets van het SYLK-formaat in te lezen, die
als basis kunnen dienen voor kartering. MAP II bevat
tevens een uitgebreide set instrumenten voor een op
maat gesneden uitvoer. Kaarten kunnen op diverse reso-
luties worden weergegeven met grijswaarden of door
middel van kleuren. Bij de maximale resolutie kunnen
satellietbeelden worden weergegeven met een korrespon-
dentie van 1:1 tussen een beeldpixel en een schermpixel.
De wäre kracht van MAP II schuilt in de toepassing
van de komplete Tomlin kaartalgebra; een set van ras-
teroperaties, aanwezig als kern van het programma
(kernal-based), waarmee het mogelijk is een veelheid
van kaartstatistieken te berekenen en transformaties uit
te voeren. De gebruiker werkt vanuit een goed ontwor
pen kontrolescherm en is in Staat om komplexe kaart-
transformatieformules samen te stellen die leiden tot
uitvoer van kaarten met overeenkomstige geokoppe-
lingskarakteristieken. MAP II is ook in Staat om opera-
ties uit te voeren op zones die zijn gedefinieerd door
een attribuut of om verschillende soorten overlay-
operaties uit te voeren (figuur 1). Het programma kan
zodoende gekenschetst worden als een machtig analy
tisch instrument.
Er bestaan ook enkele rastergebaseerde karteringspak-
ketten die gebruik maken van de set grafische instru
menten van Hypercard. Zij kunnen worden bestuurd
door HyperTalk-scripts, hetgeen speciaal van belang is
voor de koppeling tussen administratieve gebieden en
statistische gegevens. Een voorbeeld van dit laatste is
HyperAtlas, dat bestanden met de grenzen van de sta-
ten van de Verenigde Staten en van elk land ter wereld
bevat. Dit pakket bevat een aantal paint-instrumenten
om de gegevens over elk land, standaard aanwezig of in
zelf gedefinieerde datasets, te karteren middels een cho-
KT 1991.XVII.3
34