waarom in de choropleten dan nog
steeds andersom?
Algemene konklusie
De hele opzet kan als geslaagd be-
schouwd worden: veel en goed ver-
pakte informatie, prettig en fris
voorgesteld. Soms vergeet de kaart-
redakteur dat de overzichtelijkheid
vermindert als men de informatie te
gedetailleerd in kaartmateriaal
weerspiegeld wil zien. Hiervoor kan
men beter statistische tabellen raad-
plegen.
F. Depuydt
Hans de Jong en Bert Zeijlstra, De
Grote Lijn Atlas, Nederland en Eu
ropa. 's-Gravenhage: SDU Uitgeve-
rij, 1989. Initiatiefnemer en inedesa-
mensteller: Theofaan, Grave. 120
pp., waarvan 106 pp. kaarten, 24 x
34,5 cm. ISBN 90-12-06230-6. Prijs
f49,50.
Doel en gebruikers
De atlas beoogt een hulpmiddel te
zijn bij de aardrijkskundelessen aan
slechtziende leerlingen. Een leeftijds-
groep wordt niet gespecificeerd. De
samenstellers geven aan dat hij dient
als eerste kennismaking, om de over-
stap naar een 'gewone' atlas te ver-
gemakkelijken. Of die overstap wel
gemaakt kan worden hangt overigens
af van de ernst van de handicap.
Slechtziendheid kan betekenen dat
een deel van het beeld dat op het
netvlies geprojekteerd wordt niet of
vertekend gezien wordt, of dat de ge-
zichtsscherpte te wensen overlaat.
Een slechtziende leerling kan dan
ook vaak, al dan niet met gebruik-
making van optische hulpmiddelen,
slechts een beperkt deel van een
kaart tegelijk overzien. Flet totaal-
beeld moet stap voor stap worden
opgebouwd. Elke kaart kan daarom
slechts een beperkte hoeveelheid in
formatie bevatten. De kartograaf
wordt gedwongen zieh te beperken
tot het weergeven van de essenties.
Verder moet bij de grafische vormge-
ving rekening gehouden worden met
het feit dat niet zelden stoornissen in
het waarnemen van kleuren op-
treden.
Inhoud
De indexkaarten van Nederland en
Europa bevinden zieh respektievelijk
voor- en achterin de atlas, elk verge-
zeld van een komplete inhoudsopga-
ve (geografisch gerangschikt). Beide
kaarten voorin, met een inhoudsop-
gave in bij voorkeur groter schrift
gedrukt, zou een betere oplossing ge-
weest zijn. De atlas bevat achtereen-
volgens kaarten van Nederland (18),
de Randstad (1), elke provincie (2),
Europa (14), Europese landen of
kombinaties van landen (2-4 kaar
ten van elk) en overige delen van de
aarde of de gehele wereld (10). In de
sekties over Nederland en Europa
bevinden zieh naast kaarten die de
ligging van een beperkt aantal topo-
grafische elementen tonen (vaak
weergegeven in deelkaarten), een of
meerdere thematische kaarten. De
topografie is daarin meestal tot een
minimum teruggebracht, waardoor
de kaarten niet alleen kaal ogen,
maar ook het lokaliseren van infor
matie, vooral voor gebruikers die
slechts een klein deel van de kaart
tegelijk kunnen overzien, problema
tisch kan worden. Het zou beter zijn
geweest om de topografie op een of
meer transparante overlays te druk-
ken, zodat naar believen kombinaties
gemaakt kunnen worden. Het aan-
bod thematische kaarten is traditio-
neel en teleurstellend. Er is met
name gekozen voor thema's die wei
nig dynamisch zijn. Statistische ge-
gevens zijn nauwelijks aanwezig. De
kaart 'Industrie' van Nederland
geeft bijvoorbeeld alleen de lokatie
weer van ondernemingen in drie be-
drijfstakken en een kategorie 'overi
ge industrie'. Met betrekking tot de
landbouw biedt de atlas niet meer
dan bodemgebruik. Gegevens over
bevolkingsspreiding, werkloosheid,
milieu, energievoorziening en
-gebruik, handel of aktiviteiten op
EG-niveau zoekt men er tevergeefs.
Bodemgebruik lijkt overigens een
belangrijk thema, want afgezien van
een kaart voor Nederland (schaal
1:1.300.000) wordt voor elke provin
cie een bodemgebruikskaart gegeven
(in schaal varierend van 1:290.000
tot 1:620.000). De klassifikatie voor
de landelijke kaart is echter niet al
leen gedetailleerder dan die voor de
provincies, er is ook sprake van kon-
tradiktie. Zo vindt in de bollenstreek
längs de Noordzeekust volgens de
kaart van Nederland tuinbouw
plaats, volgens de provinciekaart
veeteelt. De Sovjetunie en Turkije
worden op de kaarten van Europa
niet op uniforme wijze behandeld;
bij een enkel thema worden ze be-
trokken, bij de meeste niet. Veel Eu
ropese landen krijgen naast de stan-
daard hoogtekaart en topografische
overzichtskaart(en) een extra kaart
met een eigen (kenmerkend?) thema.
Voor Belgie en Luxemburg is de niet
gebruikelijke kombinatie industrie-
en taalgebieden genomen. De keuze
voor Italie (industrie en inkomen)
lijkt geslaagder, omdat de tegenstel-
lingen tussen Noord en Zuid goed
uitkomen. De werelddelen, en daar-
binnen vooral het Midden-Oosten,
komen er bekaaid af: slechts de lan
den met enkele grote Steden en rivie-
ren zijn afgebeeld.
Gezien de mogelijkheden van de
doelgroep is generalisatie van infor
matie een belangrijk vereiste. De ka-
rakteristieken mögen echter niet ver
loren gaan. De samenstellers zijn er
niet altijd in geslaagd aan dit kriteri-
um te voldoen. Enerzijds zijn som-
mige rivieren (Rijn, Maas, IJssel)
onvoldoende gegeneraliseerd, waar
door ze visueel sterk de aandacht
trekken. Anderzijds hebben themati
sche eenheden vaak sterk afgeronde
vormen gekregen door overmatige
generalisatie. Selektie en klassifikatie
bei'nvloeden het kaartbeeld eveneens.
Op de kaart 'Wegen en spoorlijnen'
van Nederland ontbreken bijvoor
beeld de voor de ontsluiting van
Zeeland belangrijke oostelijke ver-
binding met de Randstad en de weg
tussen de Afsluitdijk en Leeuwarden.
Door de gekozen klassenindeling
voor de kaart 'Bevolkingsdichtheid'
lijkt het alsof er in grote delen van
Nederland nauwelijks sprake is van
differentiatie. Zelfs de vier grote Ste
den springen er niet uit, maar gaan
op in de stedenband van de
Randstad.
De grove klassifikatie van hoogtezo-
nes voor Europa leidt ertoe dat
Zwitserland slechts drie zones telt:
200-500 m, 500-1500 m en >1500 m.
Zo'n indeling doet geen recht aan de
meer dan 4000 m hoge toppen van
dat land. Op de kaart 'Rekreatie'
van Nederland wordt een vreemde
mengeling gemaakt tussen vormen
van rekreatiebeoefening (waterre-
kreatie) en landschappelijke eenhe
den (stand en duinen, natuurgebied).
Het kaartbeeld biedt de indruk dat
in ca. 70% van het land (waaronder
Brabant en Limburg) niet of nauwe
lijks gerekreeerd kan worden. Boven-
54
KT 1991.XVII.3