Naar goede grondslagen voor een kartografisch onderzoeksmodel (een reaktie op hei artikel Naar een gei'ntegreerd kartografisch onder zoeksmodel; suggesties en prioritei- ten van J.C. Müller in KT 1991.XVII.2) Nu Müller zijn voorstellen voor een kartografisch onderzoeksmodel, na eerdere publikatie in het verslag van de studiedag van 13 december 1990, in een ruimere kring ter diskussie steh voel ik me geroepen op de naar voren gebrachte gedachten te mage ren. Een tijdschrift is immers, naast een uitstekend medium voor eenzij- dige kommunikatie, een ideaal mid- del voor een dialoog, waarbij de schriftelijke vorm noodzaakt tot zorgvuldig formuleren en toetsing en herlezing van de argumenten van de deelnemende partijen mogelijk maakt. Laat ik voorop stellen dat ik de wen- selijkheid van een kartografisch on derzoeksmodel onderschrijf. Er vindt veel dubbel onderzoek plaats, er zijn ook stukken in het proces van geografische gegevensverwerking die niet of nauwelijks aan de orde komen. Met een goed onder zoeksmodel zouden deze overlappin- gen en gaten kunnen worden op- gespoord. Maar zo'n onderzoeks model moet dan wel berusten op goede ideeen over de struktuur van ruimtelijke gegevens en over de struktuur van het proces waarin deze gegevens worden geproduceerd, ver werkt en gebruikt. Müller geeft zelf aan, dat het onderdeel theorie tot op heden verwaarloosd is. Er is geen ruimtelijke theorie, er is ook de noodzaak van een theorie van ruim telijke gegevens (wat niet hetzelfde is als een ruimtelijke theorie). Daar kan ik nog aan toevoegen, dat er ook een niet genoemde, met de twee andere theorieen samenhangende, theorie moet zijn over de ruimtelijke (ofwel geografische) gegevensverwer king. Dat aan deze drie theorieen nog hard gewerkt moet worden is buiten kijf, maar naar mijn gevoel is er toch al meer kennis en inzicht be- schikbaar dan die waar het onder zoeksmodel op lijkt gebaseerd. Voor- uitlopend op een artikel wat ik voor het KT 1992.1 heb toegezegd, over de fundamentele verschillen tussen kaarten en digitale modellen van de wereld, wil ik hier alvast enkele pun- ten van kritiek naar voren brengen. Het voorgestelde onderzoeksmodel beperkt zieh tot het informatie- producerend proces (p. 31). Dit zou beginnen bij de aarde en eindigen in de menselijke geest. Nu kan men verschillende opvattingen hebben over de menselijke geest (zie bijvoor- beeld Gilbert Ryle, The Concept of Mind), maar het lijkt me wel duide- lijk dat hier een staaltje wordt ver- toond van leunstoelkartografie, een ziekte die iets gemeen heeft met veel andere velden van wetenschap, na- melijk de opvatting dat een mens al- leen maar waarneemt en nadenkt en niet beschikt over ledematen en ge- reedschappen waarmee hij in de we reld ingrijpt. Vergeten wordt ook, dat de menselijke geest ook informa- Leunstoelkartografie (uit: Örjan Wik- forss, Äskädlig planredovisning). tie produeeert, als het wäre uit het niets, bijvoorbeeld in een ontwerp- proces. Kartografie is, volgens een definitie van de kartografen zelf, de wetenschap van de kaartvervaardi- ging en van het kaartgebruik. Dit ge- bruik van de kaart, en van digitale modellen van de wereld, als gereed- schap om het handelen van mensen in de wereld te ondersteunen, ont- breekt vrijwel volledig in Müller's voorstellen. Daardoor komt ook niet voldoende in het zieht, dat in de toe- komst heel veel gegevensverwerking buiten de kaart om zal plaatsvinden, en dat de grafische voorstelling een andere rol zal krijgen. Dit brengt me op een tweede punt van kritiek: de termen 'kaart' en 'kartografisch'. Müller geeft op p. 33 aan, dat de GIS-technologie het begrip kaart heeft opgerekt tot een begrip dat ook Produkten als een kartografisch digitaal bestand, een ruimtelijke matrix of een digitale 'laag' op een beeldscherm omvat. Naar mijn mening is niet de techno- logie daarvoor verantwoordelijk, maar zijn de mensen het, en moet ik vrezen dat veel kartografen er be- wust of onbewust vlijtig aan hebben meegewerkt dat de termen 'kaart' en 'kartografisch' hun vroegere scherp- te volledig verloren hebben en zijn verwaterd tot termen die werkelijk alle mogelijke grafische, mentale en digitale representaties van delen van de ruimte aanduiden. Een digitaal hoogtemodel is dan net zo goed een kaart als een landschapstekening van Van Gogh - zie de definitie in het Kartografisch Vakwoordenboek. Wanneer ik in het artikel lees over kartografische gegevens weet ik een- voudig niet meer wat er bedoeld wordt. Weten de kartografen het zelf nog wel? De kartografen vervuilen hun eigen vaktaal, daarmee hun ei gen onderzoek en de verstandhou- ding over hun mooie vak frustre- rend! Zijn kartografische gegevens 16 KT 1991.XVII.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 18