Een kleurkeuze kennisbank voor thematische
kaarten
De logische opbouw van de ITC 'Ostwald'-kleuren-
kaart helpt weliswaar bij de kartografische kleurkeuze,
maar toch heeft de ervaring met deze kleurenkaart ge-
leerd dat vooral niet-kartografen nog steeds moeilijkhe-
den hebben met het maken van een goede selektie. Bij
afwezigheid van een kartograaf zou een Computer ken-
nissysteem dan wellicht uitkomst kunnen bieden. De
eerste stap in deze richting is het in een kennisbank ver-
zamelen van de regels met betrekking tot de kleurkeuze
voor verschillende kaarttypen en het gebruik van de
kleurenkaart.
Om de omvang van het onderzoek binnen de perken te
houden, besloten we om ons alleen te koncentreren op
enkele van de belangrijkste regels voor kleurkeuze, voor
een klein aantal kaarttypen. In dit artikel worden als
voorbeeld alleen de regels voor de selektie van
grijstrappen (helderheidsreeksen) gepresenteerd.
Deze regels zijn als volgt:
1. Voor de weergave van (relatieve) kwantitatieve gege-
vens door middel van gekleurde vlaksymbolen in bij-
voorbeeld een choropletenkaart wordt als belangrijk
ste variabele helderheid (grijswaarde) gebruikt.
Hogere waarden krijgen daarbij meer donkere kleu-
ren. Het doel is gebruikelijk om gelijke waarne-
mingsverschillen te laten optreden tussen de
grijstrappen in de helderheidsreeks.
2. Binnen een helderheidsreeks moet de kleursoort, vol-
gens de theorie, onveranderd blijven. Bij lange
grijstrappen is een geleidelijke kleurverandering ech
ter wel toegestaan, ter wille van een voldoende on-
derscheid tussen de klassen.
3. Aan de beide uiteinden van lange helderheidsreeksen
bevinden zieh vaak zeer lichte respektievelijk zeer
donkere kleuren, die een läge verzadiging hebben.
Dit betekent dat de tussenliggende kleuren meer ver-
zadigd zijn. Extreem verzadigde kleuren moeten ech
ter worden vermeden, omdat zij te dominant zouden
zijn in de kaart zelf.
Regels voor kleurkeuze
Ontwikkelaars van kennissystemen kunnen twee soorten
doelen hebben. Een daarvan wordt gedefinieerd als een
situatie die aan bepaalde voorwaarden moet voldoen.
Het tweede kan worden omschreven als een bepaalde
eigenschap van het päd dat de beginsituatie verbindt
met de eindsituatie. De selektie van de kleuren voor een
helderheidsreeks, waarbij de gebruiker eerst de begin-
en eindkleuren kiest, is een voorbeeld van het tweede
type doel. Het päd dat de kode van de eerste kleur ver
bindt met de kode van de laatste kleur moet de in de
vorige paragraaf gepresenteerde regels voor de selektie
van grijstrappen volgen.
Toen het programma werd ontwikkeld en deze regels
werden toegepast, kwamen er telkens verschillende mo-
gelijke reeksen tevoorschijn, met dezelfde, door de ge
bruiker gekozen, begin- en eindkleuren. Voor het kiezen
van de beste reeks was het noodzakelijk om nieuwe re
gels op te voeren, waardoor echter het programma
langzamer werd. Om het programma te vereenvoudigen
werd daarom getracht om in plaats van het doel van
het tweede type dat van het eerste type na te streven.
Als de tintrasters alle waarden tussen 0% en 100% zou
den kunnen aannemen, zou een ideale reeks gevonden
kunnen worden tussen de gekozen begin- en eindkleu
ren. Daarna zouden snel de dichtstbijzijnde kleuren op
de kleurenkaart gevonden kunnen worden. Deze bena-
dering gaat uit van de veronderstelling dat de meetscha-
len voor helderheid, kleursoort en verzadiging in waar-
nemingsopzicht gelijkmatig verlopen (uniform zijn).
Voor elk van de drie variabelen wordt het verschil tus
sen de begin- en eindkleuren bepaald en vervolgens
evenredig verdeeld naar het aantal tussenliggende stap-
pen, om zo tot de volledige kleurenreeks te geraken.
Bij lange reeksen zal deze eenvoudige, rechtlijnige bena-
dering te weinig tussenliggende kleuren van de kleuren
kaart opleveren. Het vinden van voldoende kleuren is
alleen mogelijk als de tussenliggende kleuren meer ver-
zadigd mögen zijn dan die aan de uiteinden van de
reeks. De beste Strategie bleek hier te zijn om eerst een
geschikte kleur voor het midden van de reeks te vinden
(die niet volledig verzadigd mag zijn), en om daarna
twee reeksen te laten berekenen naar de beide uiteinden
toe, volgens de hiervoor beschreven methode.
In de uiteindelijke versie van het programma wordt
stapsgewijs te werk gegaan. De eerste tussenliggende
kleur na de beginkleur wordt berekend volgens het 'ide-
aal' model. Daarna wordt de dichtstbijzijnde kleur op
de kleurenkaart bepaald. Deze wordt dan het begin van
een nieuwe reeks teneinde de daaropvolgende kleur te
berekenen, enzovoort. Achteraf worden alle waardever-
schillen tussen de opeenvolgende kleuren gemeten. Als
er toch een onaanvaardbaar grote variatie bestaat, be-
gint het programma opnieuw, maar dan vanaf de eind-
kleur. De gebruiker kan ook ingrijpen en een of meer
van de kleuren vastleggen.
Resultaten
Ter toetsing van het programma werd de volgende taak
opgegeven aan de Computer, maar ook aan stafleden
van de afdeling Kartografie van het ITC en aan een
aantal deelnemers aan de ITC 'Post-graduate' kursus
kartografie (de meeste deelnemers aan deze
CAR.3-kursus hebben al een aantal jaren kartografi
sche praktijkervaring):
"Kies zeven kleuren uit de ITC 'Ostwald'-kleurenkaart
voor een kartografische reliefweergave middels een
reeks hypsometrische tinten. Er moeten in totaal 9
hoogteklassen worden weergegeven, met een interval
van 200 meter. De lichtste kleur (voor het laagste ge-
bied) heeft als kode 101 (lichtgroen) en de donkerste
kleur (voor het hoogst gelegen gebied) 665 (zeer don
ker, dof rood)."
Het programma kent verschillende niveaus van
KT 1991.XVII.4
27