langer afhankelijk zijn van de handvaardigheid van de
kartograaf (keates, 1989, p. 213). Met het oog op het
huidig gemak en de snelheid van statistische kaartver-
vaardiging is dit in potentie duidelijk een voordeel voor
het gebruik van kaarten als hulpmiddelen voor onder-
zoek en gegevensoverdracht. Tot nu toe zijn er echter
maar weinig softwarepakketten op de markt waarin, op
enig substantiele wijze, de resultaten verwerkt zijn van
het onderzoek, dat de afgelopen tientallen jaren heeft
plaatsgevonden op het gebied van kaartontwerp en
kaartgebruik. Positieve uitzonderingen zijn, bijvoor-
beeld, de Duitse thematisch-kartografische software
pakketten Cart/o/graphix en THEMAK2. In het ont-
werp van deze pakketten is de invloed van kartografen
duidelijk zichtbaar (zie o.m. bollmann et al., 1988;
reichenbach Schmidt, 1990). Een van de parameters
in een THEMAK2-kommando voor het genereren van
proportionele puntsymbolen in een figuratieve kaart is
bijvoorbeeld het percentage van het kaartoppervlak, dat
moet worden bedekt met Symbolen. Deze parameter
komt voort uit kartografisch onderzoek, dat heeft ge
leid tot de aanbeveling om tussen de 5 en 15 procent
van het netto kaartoppervlak te bedekken met Symbo
len, teneinde in het algemeen het doel van de kaart het
best te kunnen bereiken (bijvoorbeeld bertin, 1983,
p. 180). In veel andere softwarepakketten is het genere
ren van proportionele puntsymbolen veel lastiger, waar
de gebruikers van die pakketten zelf misschien de
groottes van de Symbolen moeten bepalen en dientenge-
volge moeten experimenteren met verschillende ont-
werpmogelij kheden.
Het gemis aan het opnemen van kartografische kennis
(op het gebied van ontwerp) in softwarepakketten kan
leiden tot door niet-kartografen gemaakte kaarten, die
misleidend zijn en onaanvaardbaar naar de huidige
maatstaven (zie bijvoorbeeld figuur 3). Dergelijke kar
tografische Produkten kunnen misschien de indruk
wekken dat er de afgelopen tientallen jaren helemaal
niets is gebeurd op het gebied van onderzoek naar
kaartontwerp en kaartgebruik.
Kaartgebruiksonderzoek
Maar tegen het einde van de jaren zestig en in de jaren
zeventig, voordat de belangrijkste nadruk kwam te lig-
gen op de computerkartografie, vond er in werkelijk-
heid echter heel wat onderzoek plaats op het gebied
van de kartografische kommunikatie, kaartgebruik en
perceptie, vaak met toepassing van theorieen en metho-
den, die werden ontleend aan de wetenschap der Psy
chologie.
Veel van het onderzoek naar kartografische kommuni
katie lijkt nu alleen van wetenschappelijk en edukatief
belang te zijn geweest, dat wil zeggen, het heeft niet ge-
resulteerd in konkrete aanbevelingen voor de verbete-
ring van kaarten en kaartontwerp, alhoewel het belang
van doel en gebruik van kaarten erdoor werd be-
nadrukt.
Als we kijken naar de mate van toepasbaarheid op het
Figuur 3. Voorbeeld van een met behulp van de Computer
ontworpen statistische kaart, die dezelfde gegevens laat zien
als die welke zijn weergegeven in figuur 2. Flet betreft hier
een zwart-wit kopie van een gekleurde kaart: in het origineel
waren de drie legendaklassen groen, blauw en rood gekleurd.
De toepassing van de visuele variabele kleur op de Staten met
hun verschillende gebiedsoppervlakten geeft een verkeerde in
druk van de werketijke spreiding van de verkopen in de VS.
feitelijke ontwerpen van kaarten en Symbolen, is er ook
sprake van misschien wat teleurstellende resultaten van
de vele psychofysische onderzoeksprojekten en experi-
menten (die ingaan op de relatie tussen fysische Stimuli
en psychologische waarneming), welke de afgelopen 30
jaar of daaromtrent werden, en nu nog steeds worden,
uitgevoerd in met name de angelsaksische landen. Zoals
keates (1989, p. 249) en petchenik (1983, p. 46) aange-
ven, heeft deze beperkte toepasbaarheid vooral weten-
schappelijke redenen: de eisen die worden gesteld aan
objektief wetenschappelijk onderzoek verlangen, dat in
experimenten slechts gewerkt wordt met een variabele,
dat wil zeggen variatie binnen een groep Symbolen,
waarbij al het andere konstant wordt gehouden. Dit be-
tekent, dat niet het echte kaartgebruik wordt onder-
zocht, maar alleen de waarnemingspsychologische reak-
tie op een beperkte variatie van grafische Symbolen
(bijvoorbeeld een serie van oplopende grijswaarden of,
zoals relatief veel is onderzocht, de variatie van de
grootte van proportionele puntsymbolen (fraczek,
1984)). Resultaten van dit soort onderzoek hebben ze-
ker geleid tot een algemene verbetering van bepaalde
aspekten van kaartontwerp, alleen al door het naar vo-
ren schuiven van verschillende 'standaard'oplossingen
voor bepaalde Problemen op het gebied van het ontwer
pen van kartografische Symbolen. Maar echte kennis
omtrent de effektiviteit van het gebruik van kaarten als
geheel, in uiteenlopende situaties waarin Problemen
moeten worden opgelost en beslissingen moeten worden
genomen, kan met deze methoden niet worden ver-
kregen.
In hun pogingen om dit specifieke probleem te boven te
komen hebben andere onderzoekers meer recentelijk
een meer totale benadering geprobeerd, waarbij zij ge
bruik maken van de toepassing van kognitieve koncep-
ten op het kartografisch onderzoek (keates, 1989,
KT 1991.XVII.4
31