p. 249). De werkzaamheden werden meer gericht op het
vermögen van de kaartlezer om de meer komplexe men
tale Processen te volbrengen, die het kaartgebruik met
zieh meebrengt, zoals: (ruimtelijk) begrijpen, onthou-
den, herkennen, verbeeiden en het oplossen van Proble
men (fraczek, 1984, p. 75). In de kognitieve benade-
ring wordt kaartgebruik meer beschouwd als een
wederkerig proces tussen kaart en kaartgebruiker, in
plaats van alleen maar het eenrichtingseffekt van de fy-
sische Stimulus van de kaart op de gebruiker ervan te
onderzoeken. Het geheugen, het denken, de motivatie
en de aandacht van de gebruiker zijn ook van invloed
op de mentale verwerking van de kaart; dus niet alleen
de fysische Stimulus (olson, 1984; eastman, 1985).
Maar uit experimenten van kognitieve aard in 'echte'
kaartgebruiksomstandigheden zijn tot dusver evenmin
veel algemene en toepasbare konklusies afgeleid. Dit
komt misschien doordat in de afgelopen jaren veel on-
derzoeksinspanningen gericht zijn geweest op aspekten
van de technologische revolutie in de kartografie (com-
puterkartografie, geografische informatiesystemen en
telekommunikatie).
Een van de andere redenen, die wel eens zijn genoemd
voor het relatieve gebrek aan sukses van het kognitieve
kartografisch onderzoek, is dat veel kaarten gebruikt
kunnen worden voor geheel uiteenlopende doelen door
verschillende mensen (petchenik (1977), aangehaald in
keates, 1989, p. 249). In feite zijn de diverse globale
kaartgebruiksenquetes, die zo'n 20 jaar geleden en eer-
der ook al werden afgenomen (mcgrath kirby,
1969), tot nu toe vaak louter en alleen gericht op het
vaststellen van de verschillende doeleinden waarvoor de
kaarten in kwestie (vaak topografische en andere offi-
ciele kaarten, wegenkaarten e.d.) worden toegepast. Bo-
vendien vinden tot op de dag van vandaag op zieh nut
tige kaartgebruiks- en marktonderzoeken plaats, die
zieh vooral koncentreren op de kaartinhoud (bijvoor-
beeld dymon, 1989), en niet op de wijze waarop deze
inhoud kartografisch wordt weergegeven. Daarom lei
den deze traditionele gebruikersonderzoeken niet tot al
gemene aanbevelingen voor het ontwerpen van kaarten
en Symbolen.
Onderzoek naar het gebruik van statistische
kaarten
In tegenstelling tot thematische kaarten van meer multi-
funktionele aard (zoals wegen- en toeristenkaarten en
geomorfologische kaarten), zullen individuele statisti
sche kaarten, zoals bedoeld in dit artikel, doorgaans
een meer beperkt doel dienen en waarschijnlijk ook een
nauwkeurig aan te duiden gebruiker of gebruikersgroep.
In potentie kan daarom psychofysisch en kognitief on
derzoek naar het gebruik van statistische kaarten leiden
tot meer konkrete 'regels' voor ontwerp en konstruktie.
Maar in de praktijk is er echter nog geen volledig en
niet alleen maar fragmentarisch stelsel van regels voor
statistisch kaartontwerp naar voren gekomen, door re
denen die zijn verklaard in de voorgaande paragraaf.
Wat er zo'n 25 jaar geleden natuurlijk wel plaatsvond,
was de formulering van een grafische semiologie door
de Fransman Bertin (bertin, 1983). En omdat er een
natuurlijke behoefte bestond en bestaat aan systemati
sche richtlijnen voor het ontwerpen van kaarten en
Symbolen (tegenwoordig bijvoorbeeld als gevolg van de
ontwikkeling van kartografische kennissystemen), wer
den Bertin's aanbevelingen, al dan niet in aangepaste
vorm, langzamerhand de formele grammatika van de
kartografie, welke de regels bevat voor een 'goed' ont
werp (zie bijvoorbeeld figuur 4).
Maar hoewel sommige van deze regels erg logisch en
vanzelfsprekend lijken, en ze zeker enkele ernstige fou-
ten met betrekking tot het ontwerpen van kaarten en
Symbolen kunnen voorkomen, is deze hele grammatika
bij lange na niet volledig gebaseerd op deugdelijk we-
tenschappelijk onderzoek (müller, 1981, p. 6). Er is
(nog) geen betrouwbare wetenschappelijke basis voor de
zogenaamde waarnemingseigenschappen van de visuele
variabelen, zoals die door Bertin worden onderschei-
den. Bovendien zijn de systematische richtlijnen, die
werden afgeleid van zijn grafische semiologie in feite al
leen maar toepasbaar op het ontwerpproces van Symbo
len en leveren ze geen standaardoplossingen voor alge
mene Problemen ten aanzien van het ontwerp en de
konstruktie van kaarten als geheel, dat wil zeggen de
Problemen van het kombineren van reeksen Symbolen
in kaarten teneinde tegemoet te komen aan de echte in-
formatiebehoeften van de gebruikers ervan.
Behoefte aan meer kaartgebruiksonderzoek
Computerkartografie, GIS en kartografische kennis
systemen zijn allemaal ingesteld op het voldoen aan de
vraag naar geografische informatie. Kaarten zijn vaak
de meest doelmatige manier voor het overbrengen of
kommuniceren van geografische informatie naar de ge
bruikers van die informatie. Nadat we het afgelopen
tiental jaren enkele computertechnologische pioniersfa-
sen hebben doorlopen, is het daarom nu weer duidelijk
aan het worden, dat er dringend aandacht moet worden
besteed aan hernieuwd kaartgebruiksonderzoek, dat
kan leiden tot aanvaardbare standaardregels en -proce-
dures voor het ontwerpen van kaarten en Symbolen.
Door de Problemen, die vergelijkbaar zijn met die waar
men tegenop loopt bij de ontwikkeling van methoden
voor computergesteunde generalisatie, hebben de ont-
wikkelaars van statistisch kartografische Software en
kennissystemen behoefte aan een grondiger kennis van
dergelijke konkrete regels en procedures.
Met dat oogmerk is het ten behoeve van het proces van
de informatieverwerving uit kaarten niet alleen noodza-
kelijk om wetenschappelijk te bepalen hoe kaartgebrui-
kers grafische Symbolen waarnemen (de noodzaak om
een meer volledige wetenschappelijke basis te verschaf
fen aan de theorie van Bertin), en om meer te weten te
komen over het waarnemen van totale kaartbeelden,
maar ook om de eigenschappen van de kaartgebruiker
te onderzoeken, die van invloed zijn op de mentale ver-
KT 1991.XVII.4
32