Figuur 5. Hulpmiddelen: a. rotatie, schaling en translatie; b. aparte schaling längs de z-as. zoomen, om de kaart zodanig in de 3d-ruimte te positi- oneren dat deze zo goed mogelijk past bij het doel van de kaart en het gekarteerde verschijnsel. Deze geometri sche transformaties zijn noodzakelijk, omdat het moge lijk is dat bij de afbeelding van een driedimensionaal beeld op een vlak beeldscherm bepaalde belangrijke kaartelementen achter andere verdwijnen. Dit zou de informatieoverdrachtsfunktie van de kaart negatief kun- nen beinvloeden. Het moet daarom mogelijk zijn de kaart afzonderlijk om de x-, y- en z-as te roteren. Een andere belangrijke funktie is de afzonderlijke schaling längs de z-as, zodat in verhouding tot de x-y-schaal de juiste vertikale overdrijving gevonden kan worden. Tij- dens het gehele karteerproces moet het mogelijk zijn de kaart echt 3d waar te nemen, bijvoorbeeld door de in- zet van een stereoscoop. Kartografisch ontwerp (figuur 6) De belangrijkste ontwerpfunkties hebben betrekking op de keuze van de juiste symbologie. Naast de bepaling van kleuren, lijndikten, lettertypen en dergelijke gaat het hierbij ook om de positionering van de noordpijl, de legenda en een schaalstok. In een 3d-omgeving zijn deze niet anders dan in een 2d-omgeving, maar ze wor den wel bei'nvloed door 3d-perceptieregels. Dat betekent dat naast de (karto)grafische variabelen ook gebruik ge- maakt moet worden van diepte-aanwijzingen zoals schaduwering, textuur en perspektief. De mogelijke Problemen die dit geeft zijn eerder aan de orde gesteld door kraak (1988). Het relatieve belang van elk van de diepte-aanwijzingen wordt bepaald door het gewenste realisme in de uiteindelijke kaart. Andere basisoperaties die het kaartontwerp kunnen beinvloeden, zoals koördi- naattransformaties, selektie, generalisatie en klassifika- tie maken deel uit van het GIS en worden gebruikt om de gegevens op een ruimtelijke analyse voor te bereiden. Kartografische modellering (figuur 7) Modellering, of beter kartografische modellering, kan worden gezien als het manipuleren met kaarten of kaartlagen. tomlin (1990) beschrijft dit proces als een geografische gegevensverwerkingsmethode, maar hier is het enige doel visualisatie. Tijdens fase II moet het mo gelijk zijn om andere kaarten op te vragen en deze ge- heel of gedeeltelijk met de al afgebeelde 3d-informatie te kombineren. Als een basisvorm kan dit het draperen van verschillende datasets over het 3d-model zijn. Meestal betreft het hier digitale terreinmodellen. Deze drapeerfunktie, zoals aanwezig in verschillende GIS- pakketten, werkt veelal alleen met lijninformatie. Als de gebruikers over komplexere afbeeldingen, zoals een volledig geschaduweerde kaart, wil beschikken dan zijn meer geavanceerde modelleringstechnieken nodig. Uiteindelijke weergave (figuur 8) De weergavefunkties moeten het de gebruiker mogelijk maken de uiteindelijk kaart vorm te geven, gebruikma- kend van de juiste kartografische als ook 'Computer graphics'-technieken, beide in detail afhankelijk van het uitvoermedium (beeldscherm of postscript). Vanuit de 'Computer graphics'-wereld kunnen komplete visualisa- tieprocedures worden geimplementeerd. Deze procedu- res zorgen niet alleen voor het verwijderen van de ver borgen oppervlakken, texturing of schaduwering, maar bevatten ook atmosferische modellen voor realistische beeiden. Dergelijk methoden dienen overigens alleen KT 1991.XVII.4 38

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 40