uit dat een lijn geabstraheerd kan worden door een ein-
dige lijst van opeenvolgende punten, die worden ver-
bonden door rechte Segmenten. Deze programma's zul-
len een weg of een kustlijn op dezelfde manier
generaliseren. Dit leidt tot onnatuurlijke resultaten, die
sterk afwijken van die welke door handmatige procedu-
res worden verkregen (li zhilin openshaw, 1990).
Aan de Universiteit van Hannover zijn programma's
geschreven om Straten en gebouwen te generaliseren in
bewoonde gebieden, met inbegrip van transformaties
zoals vereenvoudiging, selektie, verwijdering, overdrij-
ving en verplaatsing (lichtner, 1979). Sommige zijn op
suksesvolle wijze geimpiementeerd in kommerciele orga-
nisaties, zoals ASTRA (leberl e.a., 1986). Maar deze
programma's zijn alleen toepasbaar op een beperkte
mate van schaalverandering, met schaalverkleiningen
varierend van 1:2 tot 1:4.
De bestaande GIS-software, die beschikbaar is voor het
uitvoeren van generalisatie weerspiegelt deze beperkin-
gen. ARC/INFO gebruikt een lijngeneralisatie-
algoritme van 18 jaar oud, dat ernstige tekortkomingen
vertoont, zelfs op het gebied van de geometrie (muller,
1990). De mogelijkheden in het GIS-rasterdomein zijn
wat meer uitgebreid, dankzij de ontwikkeling van tech-
nieken voor beeldverwerking, welke gebruikt kunnen
worden om generalisatie uit te voeren, daarbij inbegre-
pen 'smoothing', klassifikatie, aggregeren en elimine-
ren. Er zijn ook, met enig sukses, pogingen onderno-
men om ruimtelijke analyses toe te passen voor
statistische generalisatie (herzog, 1988). Tenslotte zijn
er verschillende programma's geschreven om het proces
van het plaatsen van namen te automatiseren, maar
deze toepassing is een afgeleid produkt van generalisa
tie en behoort eerder tot het gebied van het ontwerpen
van kaarten.
Tevens is het tot dusverre de filosofie van de generalisa
tie geweest om de geometrische transformatie te be-
schouwen als een geleidelijk proces van de grotere naar
de kleinere schalen van weergave. Algoritmen voor
datareduktie of selektie negeren bijvoorbeeld de plotse-
linge overgangen ('cusps'), die bij kritische schalen
kunnen voorkomen als de vorm of de semantiek van
een objekt op een drastische wijze verändert in een an
dere vorm of een andere semantiek.
Meer recente pogingen en publikaties wijzen echter in
nieuwe richtingen. Ten eerste wordt nu erkend dat een
'stukje bij beetje' benadering van de automatische ge
neralisatie niet bevredigend is. Objekten moeten beke-
ken worden in hun ruimtelijke kontekst, zowel om te
evalueren welke aspekten van generalisatie van toepas
sing zijn, als om te voorzien hoe de transformatie van
het ene objekt, zoals het overdrijven van de breedte van
een weg, van invloed is op andere, nabijgelegen, Objek
ten. Een tweede principe is dat generalisatie op het on-
derwerp en op de gebruiker gericht moet zijn. Een ri-
vier kan anders behandeld worden dan een weg, hoewel
het beide lineaire Objekten zijn. Tevens kan een weg, af-
hankelijk van het gebruik van de kaart, gegeneraliseerd
worden om een topologische verbinding of een verhou-
ding tussen helling en afstand tot uitdrukking te bren-
gen. Tenslotte heb ik een 'katastrofale' benadering van
de generalisatie naar voren gebracht, op basis van het
feit dat de weergave van verschijnselen op verschillende
schalen plotselinge grote veranderingen met zieh mee
kan brengen in de manieren waarop de natuur wordt
geabstraheerd (muller, 1989). Dit blijkt bijvoorbeeld
uit de abrupte veranderingen die voorkomen wanneer
een kartografisch objekt geometrisch vereenvoudigd
wordt, totdat het koneeptueel wordt geabstraheerd (de
omtrek en plattegrond van een kerk worden bijvoor
beeld vervangen door een kruissymbool). Deze 'ka-
tastrofes' kunnen grafisch zijn (een dubbellijns snelweg
wordt een enkele lijn), struktureel (een eiland wordt een
schiereiland), of kategorisch (de semantiek voor naald-
en loofbomen wordt vervangen door de semantiek bos).
De implementatie van nieuwe ideeen vergt vaak nieuwe
methoden en technieken. Een gemeenschappelijke ver
eiste van de hierboven besproken prineipes is het ge
bruik van intelligent gereedschap en programmeerme-
thoden, die de kwalitatieve aspekten van de
kartografische generalisatie aankunnen, mogelijk op
een geintegreerde wijze. Zo is bijvoorbeeld het gebruik
van geleide neurale netwerken voorgesteld, die zouden
kunnen worden opgezet en getraind met behulp van
kartografen. Meer toegankelijk, en waarschijnlijk meer
betrouwbaar, is de benadering met kennissystemen,
waarbij kennis van generalisatie is ingekapseld in regels
die aan Objekten zijn gekoppeld. Deze benadering heeft
het voordeel van het stimuleren van een formalisatie
van het generalisatieproces dat, volgens vele kartogra
fen, een enigszins mystieke onderneming blijft waarvan
de essentie niet makkelijk gedeeld kan worden. Objekt
georienteerde methoden kunnen in potentie bruikbaar
zijn, zowel in konceptuele zin als voor het programme-
ren. In konceptuele zin is het nodig dat men refereert
aan de geografische eigenschappen van de te generalise
ren digitale lijnen of polygonen, teneinde de geografi
sche informatie te verwijderen, te behouden of te bena-
drukken, al naar gelang de behoeften van de gebruiker.
Vanuit het programmeren gezien lijkt het logisch om
gebruik te maken van objekt georienteerde program-
meertechnieken, waarbij Objekten hun eigen methode
van transformatie bezitten. Bovendien kan een objekt
een transformatiemethode 'erven' van een ander ob
jekt, volgens de 'is een' relatie tussen Objekten of van
de klasse waartoe het behoort, via 'overervings-
mechanismen'. Deze programmeeromgeving behoort
het generalisatieproces te voorzien van struktuur zowel
als parallelliteit en integratie.
Hierna wordt verslag gedaan van twee experimenten,
welke een illustratie vormen van de procedurele en op
kennis gebaseerde benaderingen van generalisatie. Deze
experimenten vinden nog steeds voortgang. Hier volgen
dus geen definitieve konklusies, maar eerder voort-
gangsrapportages met voorlopige bevindingen.
KT 1991.XVII.4
42