es legd in het te generaliseren gebied. Dit bracht mij tot het volgende, tweede experiment. Op regels gebaseerde generalisatie, uitgaande van de analyse van kaarten Andere informatiebronnen die kunnen worden gebruikt om kennis te vergaren over generalisatie zijn bestaande topografische kaartseries die de aarde weergeven op verschillende schalen. De veronderstelling is dat de kar- tografische 'know-how' met betrekking tot generalisatie achterhaald kan worden via zowel het 'gedrag' van in- dividuele kartografische Objekten als de ruimtelijke re- laties tussen kartografische Objekten op diverse kaart- schalen. Hier gaan we dus uit van "hoe het er in werkelijkheid uitziet op de kaart, en niet van de specifi- katie van datgene wat daartoe zou moeten leiden" (langran, 1991). Er werd een systematische analyse uitgevoerd van topo grafische kaarten van een deel van Frankrijk en Duits- land, in samenwerking met Barbara Buttenfield, in het kader van NCGIA initiatief 3 (ncgia, 1989) (NCGIA National Center for Geographie Information and Analysis in de Verenigde Staten). De bestudeerde kaart- schalen waren 1:25.000, 1:50.000, 1:100.000 en 1:200.000 (1:250.000 voor de Franse series). We gingen als volgt te werk: in de twee landen werden gebieden geidentifieeerd met een vergelijkbare grootte en met een vergelijk- baar karakter voor wat betreft de kombinatie van rurale, Urbane, hydrografische, orografische en topo grafische informatie; de gebieden zoals weergegeven op de kleinschaliger kaarten werden rechtstreeks vergroot tot schaal 1:25.000; over de gebieden heen werd een soort 'quadtree' mal gelegd. De afmeting en de positie van de vensters daarvan werden bepaald door: de dichtheid van de verschijnselen op de kaart (hoe meer verschijnselen, hoe kleiner het venster), en door het karakter van het landschap (figuur 2); elk kartografisch objekt binnen de vensters werd voorzien van een label met een nummer dat de loka- tie aangeeft ('window id' identifikatie van het venster) en de schaal van weergave; het gedrag van elk kartografisch objekt werd inge- vuld op een speciaal formulier met vaste velden. Beslissingen ten aanzien van de te onderscheiden velden waren van kritiek belang, aangezien ze de struktuur zouden bepalen van het gegevensbestand dat uit de analyse naar voren zou komen, evenals de relevantie van de regels die zouden kunnen worden afgeleid uit het gegevensbestand. De volgende kategorieen velden werden geselekteerd: type objekt verandering in gedrag toegepast aspekt van generalisatie motivaties voor generalisatie verandering in kwaliteit van de gegevens, en het zieh voordoen van plotselinge overgangen ('cusps'). Er werd een taxonomie van termen gespeeifieeerd, die gebruikt kunnen worden om de velden in te vullen. Bij- voorbeeld, objekttypen kunnen behoren tot de objekt- klasse nederzetting, transport of hydrografie. Omge- keerd bestaat een objektklasse uit verscheidene objekttypen, zoals een meer, rivier, zand en dijk in het geval van de klasse hydrografie. Het veld 'plotselinge overgangen' heeft betrekking op de aan- of afwezigheid van katastrofale veranderingen, die struktureel, katego risch of grafisch kunnen zijn. Het inventariseren is begonnen en zal leiden tot een re- lationele database van feiten welke gebruikt kan worden voor het opstellen van generalisatieregels. Voorbeelden van vraagstellingen die zullen worden gericht aan het gegevensbestand zijn: Geef me alle Objekten, die werden samengevoegd, gaande van schaal 1:50.000 naar schaal 1:100.000. Geef me alle veranderingen die een objekt heeft on- dergaan van schaal 1:25.000 tot 1:200.000. Welke Objekten zijn het meest verplaatst en welke blijven op dezelfde piek? Wat is de motivatie voor een verandering in de af- beelding van het objekttype weg? Laat me wat statistische gegevens zien (korrelatie tussen generalisatie-aspekten, objekttypen en moti vaties) enz. Figuur 3 laat voorbeelden zien van vraagstellingen die het gegevensbestand op een relationele manier door- kruisen. De antwoorden op de vragen kunnen worden gebruikt om feiten vast te stellen die, op hun beurt, be- nut kunnen worden om nieuwe regels uit af te leiden. Bijvoorbeeld, uit het feit: afbeelding (snelweg, dubbellijns) krijgen we de regel afbeelding (X, dubbellijns) isa (X, snelweg) Vandaar dat het programma als antwoord op de vraag: - afbeelding (A15, dubbellijns) UUAi Figuur 2. Werkvensters voor identifikatie en analyse van kar tografische Objekten. 44 KT 1991.XVII.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 46