waarvan joäo (1990) de pleitbezorger is. Een pre- generalisatierapport zou daarbij alle elementen aange- ven die probleemgevallen zullen worden na het verklei nen van de schaal, terwijl een post-generalisatierapport een beoordeling van de datakwaliteit zou verschaffen (bijvoorbeeld of de topologie in het proces verstoord is). Beide rapporten kunnen op grafische wijze vorm krijgen, gebaseerd op ikonen en 'X-window' analogieen (figuur 4). Het doel van de experimenten, die in dit artikel zijn be- schreven, is om kennis te vergaren over de handmatige generalisatie zoals die wordt uitgevoerd door kartogra- fen. Een tweede stap zal zijn om deze kennis te imple- menteren in Computersystemen. Op längere termijn zouden we echter moeten denken aan manieren om kennis te implementeren, die verder gaat dan de struk- tuur die binnen de traditionele kartografie tot stand is gekomen. Want het zou van weinig verbeelding getuigen als we ons zouden beperken tot het kopieren van vaar- digheden, die dateren van voor het computertijdperk. Figuur 3. Taxonomie van de beschrijvende kenmerken die zijn opgeslagen in het gegevensbestand. zal reageren met: isa (A15, snelweg) en zal kontroleren of dit klopt. Het zou ideaal zijn als men in Staat zou zijn om te abstraheren van een enkel objekt naar objekttype en -klassen (hierarchische 'supersets' van de objekttypen). In dat geval zouden generalisatiemethoden, die van toe- passing zijn op klassen, kunnen worden 'geerfd' door de leden van de klasse. Alleen verschillen in generalisa tie tussen individuele Objekten (bijvoorbeeld verschil- lende kategorieen wegen) zouden dan nog geprogram- meerd moeten worden. Inkapseling van de methoden op het niveau van de klassen zou ook een minimum aan samenhang garanderen in het generalisatieproces (een regel die van toepassing is op een klasse, is ook van toepassing op de leden van die klasse). Konklusies Het kennisreservoir, dat wordt opgezet op basis van een systematische analyse van topografische kaartseries, is in potentie veel krachtiger dan dat, dat wordt afgeleid van officiele richtlijnen voor topografische kaartver- vaardiging. Het grootste verschil zit hem in het toevoe- gen van informatie met betrekking tot ruimtelijke kon- tekst (verandering in ruimtelijke relatie) en motivaties. Dit soort informatie zou toegang moeten geven tot 'diepe' kennis (het beredenerende gedeelte van het ge neralisatieproces, geplaatst tegenover de oppervlakkige kennis en de heuristiek die beschikbaar wordt gemaakt in de vorm van richtlijnen). Bovendien zou deze infor matie de 'pre'- en 'post'-rapportagefunkties vergemak- kelijken van een geautomatiseerde generalisatiefaciliteit, Figuur 4. Een generalisatierapport gebaseerd op de Macintosh metafoor. Noten Prof. dr J.C. Müller is hoofd van de afdeling Kartografie van het ITC (Postbus 6, 7500 AA Enschede, tel. 053-874463). Zijn artikel is een vertaling (door mw E. de Jong-Weijer en C.P.J.M. van Elzakker) van de paper die door hem werd ge- presenteerd op het 15e internationale kartografische kongres van de ICA, dat van 23 September t/m 1 Oktober 1991 in Bournemouth, Engeland, werd gehouden. Dank wordt uitgebracht aan drs P.J. Mouwes voor zijn as- sistentie bij het Nederlandse gedeelte van dit onderzoeks- projekt. Literatuur op blz. 72. KT 1991.XVII.4 45 map series country A date I window id R map scaTe I map window windowid q obiect type a image p changes g object id data quality g cusps cusps catastrophe B structure B categories B pictorial B notes 1 map changes changes B relations A Symbols A Operations A motivation A data quality B cusp B quality quality chg B Position B attribute B topology B logic B completeness B File Edit Position Length Areal Density Topology Distribution m Angularity Compactness Fractal dimension

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 47