meer komen ter sprake de afbeelding van de aarde vanuit de ruimte; de weergave van halfronden en van vluchten om de wereld zowel in oost-westelijke als in noord- zuidelijke richting (kunstmatige sa- tellieten); het centreren van wereld- kaarten op bepaalde punten; het uit- vergroten van het kaartcentrum (vissenoog- en vergrootglasprojek- ties); de weergave van juiste richtin- gen (onder meer van belang voor Islamieten tijdens het gebed!) en af- standen vanuit bepaalde punten en het gebruik van asymmetrisch onder- broken projekties. Per onderwerp zijn door de redaktie niet meer dan 2 pagina's beschik- baar gesteld, waardoor de auteurs wel gedwongen waren zieh kort en bondig uit te drukken, hetgeen de leesbaarheid van het geschrift ten goede is gekomen. Een nuttige pu- blikatie! F.J. Ormeling sr Raper, P.E., Toponymic guidelines for map and other editors - South Africa. 3e editie. Pretoria: Onom- astic Research Centre, Human Scien ces Research Council, Republic of South Africa, 1991. Deze richtlijnen werden aangeboden aan de 15e vergadering van de U.N. Group of Experts on Geographica! Names (UNGEGN), onlangs gehou- den te Geneve. Zij bevatten interes sante gegevens over de standaardise- ring van toponymen in Zuid-Afrika, een onderwerp waarover tot dusver weinig bekend was. Uit het bonte ta- lenpatroon van het land mag op voorhand worden aangenomen dat zieh tijdens het standaardise- ringsproces de nodige Problemen voordoen. De aardrijkskundige na- rnen in dit land zijn immers afgeleid van tal van talen, nl. van het Afri- kaans, het Engels, het Duits, het Frans of het Portugees, van het Khoekhoen (Hottentots) en het San (Bosjesmans) en van de Bantoetalen: Noord- en Zuid-Sotho, Zuid- Ndebele, Tsonga, Tswana, Venda, Xhosa en Zoeloe. Daarnaast komen talrijke mengvormen voor, bestaande uit dementen van verschillende ta len. De Guidelines behandelen in de eerste plaats en voornamelijk de aardrijkskundige namen afgeleid van de twee officiele landstalen Engels en Afrikaans voor de schrijfwijze waarvan regels worden gegeven. Vervolgens komen de toponymen ontleend aan het Khoekhoen of Flottentots aan de beurt. Deze zijn bestudeerd door P.E. Raper en G.S. Nienhaber, welk onderzoek is vastge- legd in het driedelige Toponymica Hottentotica (1980). Floewel het Khoekhoen, evenals trouwens het San, volgens deze Guidelines niet meer gesproken wordt in Zuid- Afrika zijn er tal van plaats- en boerderij namen bekend die van deze talen zijn afgeleid. Bij de latinisering van de Khoekhoen- en San-namen werd afgezien van pogingen om de aan deze talen inherente, voor westerlingen onuitspreekbare tongslag of tongklik, weer te geven. Aan de toponymen ontleend aan de Bantoetalen wordt in deze richtlijnen weinig aandacht besteed. Alle topo nymen in deze kategorie zijn ver- westerd, hetgeen met het einde van de Apartheid in zieht bij de Bantoe- gemeenschappen wel op toenemende weerstanden zal stuiten. Alvorens al- ternatieve oplossingen kunnen wor den aangedragen is nader onderzoek noodzakelijk. Reeds houden zieh di verse studiekommissies met de ver schillende Bantoetalen bezig. De National Place Names Commit- tee (NPNC) is het hoogste adviesor- gaan voor geografische namen. Plaar leden, onder wie vertegenwoordigers van verschillende taalgroepen - van welke wordt niet vermeld - worden benoemd door de Minister van On- derwijs, die ook het laatste woord in zake standaardisering heeft. Eenmaal bekrachtigde namen gelden voor alle taalgroepen. Dit neemt niet weg dat er naast de officiele vormen alterna- tieve, officieuze namen in omloop zijn. Zo is Pretoria in het Noord- Sotho bekend als Tshwane, een naam die naast de officiele reeds door de Zuidafrikaanse spoorwegen wordt gebruikt. Johannesburg wordt in het Noord-Sotho en in het Tswana aan- geduid als Gauteng; Bloemfontein als Mangaung. De NPNC houdt zieh bezig met na men van kulturele en fysische ver- schijnselen. In haar recente publika- tie Official Place Names in the Republic of South Africa (1991) be- perkt zij zieh echter tot de in de Pe riode 1978-1988 gestandaardiseerde namen van Steden, woonoorden, postkantoren, spoorwegstations en bushaltes van de South African Transport Services. Van belang is voorts de Concise Gazetteer of South Africa (1991), samengesteld al- weer door P.E. Raper en uitgegeven door het Onomastic Research Cen tre, Pretoria. Uitgaande van de topo- grafie op de aeronautische kaart 1:1 miljoen bevat deze gazetteer be- halve gestandaardiseerde ook offi cieuze, dus nog niet goedgekeurde, toponymen (in totaal 5636 stuks) met vermelding van de aard en de lokatie van de benoemde ver- schijnselen. Over de aktiviteiten op provinciale en distriktsniveaus wordt men in deze Guidelines niet veel gewaar. Slechts wordt meegedeeld dat de ge- meenten Pretoria en Roodepoort over kommissies beschikken die de stadsbesturen adviseren over namen van stadswijken, Straten, parken enz. Vermelding verdient tenslotte dat cir ca 50% van deze publikatie wordt ingenomen door lijsten, onder meer 1. van de in Engelse en Afrikaanse toponymen veel voorkomende gene- rieke en deskriptieve termen, 2. met voorbeelden van omzettingen van in Khoekhoen-toponymen voorkomen de tongklikken en 3. met de namen van de bestuursdistrikten met over- wegend gelijknamige hoofdplaatsen van de vier provincies (Kaapprovin- cie, Natal, Oranje-Vrijstaat en Trans vaal) met vermelding van officiele voorkeursspelling (bijna altijd de Engelse vorm) in gevallen waarin Afrikaanse en Engelse toponymen naast elkaar worden gebruikt. Nutti ge aanvullende informatie! F.J. Ormeling sr C.D. Tomlin, Geographie Informati on Systems and Cartographic Mo- delling. Englewood Cliffs: Prentice Hall, 1990. 249 pp. ISBN 0-13-350927-3. De manier waarop men naar geogra fische informatiesystemen (GIS) kijkt kan worden samengevat in een drietal Stromingen: die van de ruim- telijke analyse, van de database en van de kaart. In de eerste stroming wordt het belang van de ruimtelijke analyse benadrukt. Deze invalshoek wint meer en meer terrein, ook al is de funktionaliteit voor wat betreft de KT 1991.XVII.4 63

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1991 | | pagina 65