ruimtelijke-analysemogelijkheden
van de op de markt verkrijgbare Sys
temen nog steeds relatief beperkt.
Nieuwe ontwikkelingen vinden met
name op dit terrein plaats. De
database-stroming benadrukt het be
lang van een geavanceerd database
management systeem, dat wordt ge-
zien als een integraal onderdeel van
GIS. De kaartstroming koncentreert
zieh op de kartografische aspekten
van een GIS. GIS wordt door aan-
hangers van deze stroming gezien als
een kaartverwerkings- of kaartaf-
beeldingssysteem. De kaart wordt in
deze opvatting gezien als een laag,
een thema of coverage in raster- of
vektorformaat. De auteur van het
hier besproken boek is een fervent
aanhanger van deze laatste stroming.
Overigens ondersteunen ook veel to-
pografische en thematische karte-
ringsinstanties deze stroming. Zij
wijzen erop dat een GIS goed in
Staat is om kartografische (vektor-)
Produkten van hoge kwaliteit te
leveren.
In het boek wordt 'cartographic mo-
delling' beschouwd als een manier
om een GIS te gebruiken. De auteur
benadrukt het feit dat het een proces
betreft, een methode voor de analyse
en synthese van geografische gege-
vens. Het gaat uit van het gebruik
van modellen, representaties in een
kartografische vorm (kaarten of
kaartlagen). De kaarten en modellen
zijn in een rasterstruktuur opgesla-
gen. Het gereedschap voor het mo
delleren is een soort algebra, waarin
de kaarten/kaartlagen als variabelen
worden gebruikt. Deze variabelen
kunnen bewerkt worden door een set
sterk gei'ntegreerde kartografische
funkties. Het is deze funktie-
georienteerde benadering die carto
graphic modelling onderscheidt van
bijvoorbeeld de objekt-georienteerde
of relatie-georienteerde benadering.
In de inleiding op zijn boek be-
schrijft Tomlin cartographic model
ling als een 'hoog-niveau Computer
taal'. Met hoog-niveau wordt be-
doeld computeronafhankelijk; Com
puter heeft in deze omgeving betrek-
king op een serie geautomatiseerde
gegevensverwerkingsaktiviteiten; de
taal heeft betrekking op een formeel
systeem van Symbolen, regels ter
transformatie van de Symbolen en
definities van Objekten die uit Sym
bolen zijn opgebouwd.
De eerste drie hoofdstukken definie
ren de struktuur van de taal, hoe
deze te gebruiken en te kontroleren;
de bijgevoegde figuur is hiertoe de
basis. Uitgangspunt is dat alle ruim-
telijke informatie betreffende een be-
paald studiegebied als een kartogra-
fisch model, bestaande uit
verschillende kaartlagen, aanwezig is.
Elke laag geeft een tweedimensionaal
(raster)beeld, met voor elke lokatie
een variabele. Van iedere laag is on-
der andere een titel, de orientatie en
een resolutie bekend. De kaartalge-
bra die de kaartlagen (de variabelen)
manipuleert gebruikt kartografische
operaties zoals 'kombineer lagen',
'bereken afstand' en 'bepaal ge-
zichtsveld'. Het resultaat is altijd
weer een nieuwe kaartlaag. Ook is
het mogelijk verschillende operaties
te kombineren tot procedures (alge
braische formules). Om de verwer-
king te kontroleren zijn konventies
bepaald, die gerepresenteerd worden
door Statements. Bijvoorbeeld
'nieuwelaag' 'funktiex van
oudelaag volgensy'.
De hoofdstukken 4, 5 en 6 beschrij-
ven de mogelijkheden van gegevens-
verwerking. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen lokale, zonale, incre-
mentele en nabijheidsoperaties. De
lokale operaties berekenen een nieu
we waarde voor iedere lokatie op ba
sis van een funktie van een of meer
waarden die betrekking hebben op
die lokatie. Bijvoorbeeld 'Local-
Maximum' berekent de maximum-
waarde voor een lokatie op basis van
twee of meer kaartlagen. De zonale
operaties berekenen nieuwe waarden
voor ieder lokatie op basis van een
speeifieke kaartlaag die niet alleen
geassocieerd is met de betreffende
lokatie, maar met een bepaald ge-
bied, bijvoorbeeld een bodemzone.
'ZonalCombination' is een voor-
beeld van een dergelijke operatie; het
berekent waarden voor lokaties in re-
latie met een zone uit een andere
kaartlaag. Incrementele operaties ka-
rakteriseren iedere lokatie met be-
hulp van een een-, twee- of driedi-
mensionale kartografische vorm. De
stapgrootte wordt bepaald door de
waarde van de lokatie zelf en de
waarden van aanliggende buren uit
een of meerdere kaartlagen. Een
voorbeeld is 'IncrementalGradient',
welke de helling van iedere lokatie
op een driedimensionaal oppervlak
berekent. De nabijheidsoperaties be
rekenen nieuwe waarden op basis
van bestaande waarden in relatie met
afstanden en nabuurwaarden. Zo be
rekent 'FocalMinority' de minst
voorkomende waarde.
De laatste twee hoofdstukken laten
zien hoe cartographic modelling ge
bruikt kan worden. Hoofdstuk 7 be
handelt de beschrijvende modelle-
ring ('descriptive modelling'), dat
wil zeggen dat getracht wordt in geo
grafische termen vragen als 'wat is?'
of 'wat zou het kunnen zijn?' te
beantwoorden. Het gaat hierbij om
de analyse van de kartografische po-
sitie en de kartografische vorm als
ook om de synthese van kartografi
sche karakteristieken van het studie
gebied. Hoofdstuk 8 gaat een stapje
verder en behandelt de voorspellende
modellering ('prescriptive model
ling'), waarin vragen zoals 'Wat
als?' beantwoord moeten worden.
Centraal Staat de kartografische allo-
katie, dat wil zeggen het bepalen van
geschikte lokaties op basis van een
aantal randvoorwaarden.
De kaarten die het resultaat vormen
van het modelleringsproces, zoals ge-
presenteerd in het boek, hebben nog
veel weg van de 'traditionele' raster-
kaarten uit het begin van het auto-
matiseringstijdperk. Dat dit niet aan
reproduktietechnieken ligt blijkt uit
de kwaliteit van de andere illustra-
ties, die overduidelijk gemaakt zijn
met behulp van moderne desktop
Publishing Software.
Er is geen pakket verkrijgbaar waar-
mee men cartographic modelling di
rekt in de praktijk kan beoefenen.
Wel is het als basisvorm al geimple-
menteerd in rasterpak ketten als
SYMAP en MAP. Tomlin biedt met
de hoog-niveau computertaal een
methode die de gebruiker kan helpen
bij het oplossen van ruimtelijke Pro
blemen. Dit werkt overigens alleen
wanneer men de te gebruiken gege-
vens inpast in de konventies zoals in
het begin van het boek beschreven.
Bovendien zal veel afhangen van de
gebruikersomgeving waarin de Soft
ware moet gaan funktioneren. Wan
neer de funktionaliteit in een gebrui-
kersvriendelijk grafische omgeving
aanwezig is lijkt het in een rasterom-
geving goede perspektieven te bie-
den. En hoewel de auteur beweert
dat in een vektoromgeving dezelfde
mogelijkheden aanwezig zijn, moet
dit toch betwijfeld worden.
M.J. Kraak
64
KT 1991.XVII.4