worden vergeleken met die van controlepunten. Bij kar teringen zijn dergelijke methoden reeds lang gebruike- lijk bij het controleren van aerotriangulatiebewerkin- gen, het kalibreren van digitizers enz. Bij een wiskundig model is het resultaat van elke be- werking van het model een nieuwe continue variabele. De verschillen tussen het resultaat van de bewerkingen en bekende 'wäre' waarden op controlepunten kunnen worden bepaald. Deze verschillen kunnen worden geana- lyseerd en zo nodig kan het model worden aangepast of kunnen er procedures worden ontwikkeld om de re- sultaten te verbeteren. Bij een logisch model is het resultaat van elke bewer- king een nieuwe discrete variabele. Deze kan ook weer vergeleken worden met de 'wäre' waarde op controle punten. Aangezien discrete variabelen met elkaar wor den vergeleken, worden er geen verschillen gevonden, maar alleen maar of het een goed model is of niet. Zo kan de kwaliteit van het model worden weergegeven in termen van succes; in percentages of met behulp van andere statistische maten van betrouwbaarheid. In de literatuur wordt weinig aangetroffen over het testen van logische modellen. In mijn onderzoek heb ik het uitgeprobeerd met gegevens van het Caribische ei- land Dominica (drummond, 1991). Op Dominica wer den 66 controlepunten geselecteerd om een bananen- produktiemodel uit te testen. Nadat het model ontwikkeld was (door een agronoom) werd een test uit- gevoerd: de geschiktheid voor bananen - zoals ter plaatse bepaald door twee andere landbouwkundigen (de 'waarheid') - werd vergeleken met de geschiktheid die door het model werd voorspeld. Tabel 3 laat het resultaat van deze test zien. Het blijkt dat slechts 26% (7/27) van de stukken land, die volgens het model geschiktheid A hebben, in werkelijkheid ook tot die klasse behoren. Met andere woorden: de waar- schijnlijkheid dat het model op de juiste wijze percelen identificeert, die voor wat betreft de verbouw van bana nen behoren tot de geschiktheidscategorie A, is 0.26. Voor de klassen B tot en met E bedragen deze waarden respectievelijk 0.41, 0.50, 0.40 en 0.00. Tabel 3. Geschiktheid voor bananenproduktie: vergelijking tussen modelresultaten en de werkelijkheid. Kunnen fouten van modellen worden opgeslagen? Veel geografische informatiesystemen kunnen misschien niet op permanente basis alle gebruikersmodellen op- slaan. Ze kunnen wellicht alleen die modellen permanent opslaan, die voor wat de GIS-gebruikers betreft 'black boxes' kunnen zijn, zoals meetkundige transformaties, statistische bewerkingen, het creeren van plotbestanden enz. Vaak moet de gebruiker modellen zelf in het GIS invoeren en in dat geval kent hij waarschijnlijk ook de kwaliteit van het model. Er kan dan een passende dia- loog worden ontwikkeld om deze informatie aan de ge bruiker te onttrekken. Met bijvoorbeeld een dialoog als weergegeven in figuur 4 heeft de gebruiker voldoende informatie over het model en de kwaliteit ervan kunnen geven om standaard (bijvoorbeeld 'SQL'-)vragen te ge- nereren en om rekening te kunnen houden met de fou- tenvoortplanting (zie hierna). In plaats van informatie over de kwaliteit van het mod el zou de gebruiker ook informatie over controlepunten kunnen geven. In dat geval kan het GIS geprogram- meerd worden om die informatie te kunnen analyseren en om geschikte procedures te kiezen voor het omgaan met de fouten in het model (bijvoorbeeld afleiden van een betrouwbaarheidsstatistiek voor het model, uitbrei- den van het functionele model, of aanpassen van de door het model geproduceerde informatie). Mij is geen voorbeeld bekend van dit soort GIS-handelingen, die het gebruikersmodel toetsen en verbeteren. Hoe kunnen opgeslagen fouten in gegevens en modellen gebruikt worden? Vijf technieken voor het gebruik van opgeslagen infor matie over fouten in gegevens en modellen zullen hier worden behandeld. Deze technieken kunnen worden aangeduid met de term 'foutenvoortplanting' ('error propagation'). Een foutenvoortplantingstechniek die wordt gebruikt bij wiskundige modellen is de varian- tie/covariantie voortplanting. Technieken uit de verza- melingenleer kunnen worden aangewend om fouten voort te planten in het geval van logische modellen. Het verwerken van fouten via een wiskundig model De standaardtechniek van de variantie/covariantie voortplanting, die kan worden toegepast als fouten worden verwerkt door middel van een wiskundig mo del, wordt uitvoerig in de literatuur besproken (mikhail, 1976; bomford, 1985). In het kort gaat het hierom. Als het volgende wiskun dig model gegeven is: a f (b,c) dan geldt: oa2 ab2(<5a/<5b)2 oc2(<5a/<5c)2 2(rab(<5a/öb*<5a/<5c) 18 KT 1992.XVIII.1 ^-Waargenomen klasse: Klasse volgens model: A B C D E Totaal A 7 14 5 1 0 27 B 4 9 8 1 0 22 C 0 3 3 0 0 6 D 1 2 3 4 0 10 E 0 0 0 1 0 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1992 | | pagina 20