IS UW MODEL LOGISCH? (ANTWOORD J OF N)
ANTWOORD: J
UW MODEL IS LOGISCH
BESCHRIJF UW MODEL MET AANDUIDINGEN
UIT DE DATABASE
bijvoorbeeld: GESCHIKT=1 ALS PERCEELCEN-
TROIDE.WAARDE3 IS TUSSEN 200
EN 500 EN BODEMPOLY-
GOONWAARDE1 "Aa"
ANTWOORD:
GESCHIKT=1 ALS BODEMPOLYGOONWAARDE1
"Ab" EN BODEMPOLYGOON.WAARDE2 IS
TUSSEN 1,60 EN 3,00 EN PERCEELCENTROI-
DEWAARDE3 IS TUSSEN 120 EN 130 EN KA-
DASTERWAARDE3 "gras"
GEEF DE KWALITEIT VAN UW MODEL OP EEN
SCHAAL VAN 0 TOT 1
ANTWOORD: 0,87
ER WORDT VERONDERSTELD DAT DE "RE-
LATIE(S):
BODEMPOLYGOON
PERCEELCENTROIDE
KADASTER
IS/ZIJN OPGESLAGEN IN UW DATABASE.
ER WORDT VERONDERSTELD DAT HET (DE)
BESTANDDE(E)L(EN):
BODEMPOLYGOON.WAARDE1
BODEMPOLYGOON.WAARDE2
PERCEELCENTROIDE.WAARDE3
KADASTER.WAARDE3
IS/ZIJN OPGESLAGEN IN UW DATABASE MET
DE RELEVANTE STATISTISCHE KWALITEITSGE-
GEVENS
WILT U DOORGAAN MET DE BEWERKING?
(ANTWOORD J OF N)
ANTWOORD: J
MAAK EEN PAARSGEWIJZE LIJST VAN GE-
MEENSCHAPPELIJKE BESTANDDELEN OM DE
GEBRUIKTE "RELATIES" TE VERBINDEN
bijvoorbeeld: BODEM.IDNR PERCEEL.NR, of
GEEN)
ANTWOORD:
PERCEELCENTROIDE.PERCEEL KA-
DASTER.PERCEEL
PERCEELATTR.PERCEELNR KA
DASTER. PERCEEL
BODEMPOLYGOON. BODEMPOLNR PERCEEL
ATTR.PERCEELNR
WILT U DOORGAAN MET DE BEWERKING?
(ANTWOORD J OF N)
ANTWOORD: J
WILT U VOOR WAT BETREFT DE FOUTEN-
VOORTPLANTING DE REGELS VAN DE 'CRISP
SET' THEORIE OF DIE VAN DE 'FUZZY SUBSET'
THEORIE VOLGEN?
(ANTWOORD CRISP OF FUZZY)
ANTWOORD: FUZZY
Figuur 4. Voorbeeld van een dialoog tussen een GIS en een
gebruiker om informatie te verkrijgen Over diens kennis van
de kwaliteit van de gegevens en het model.
De laatste term in deze vergelijking bevat de correlatie
tussen de verschillende gemeten variabelen die gebruikt
zijn in het wiskundige model. Maar vaak wordt er aan-
genomen dat er geen correlatie is tussen de verschillen
de variabelen in het wiskundige model en dan vervalt
de laatste term in de vergelijking. Eventueel kunnen we
nog een verdere vereenvoudiging aannemen door te stel
len dat de partiele afgeleiden in de vergelijking 1 zijn.
De vergelijking van de variantie/covariantie voortplan-
ting wordt dan:
oa2 ob2 oc2
In een computeromgeving is deze vereenvoudiging van
het rekenmodel niet echt nodig: daar kan de volledige
vergelijking gebruikt worden. In het GIS moet dan wel
de Software voorhanden zijn om de partiele afgeleiden
van het model te bepalen. Van de doorsnee GIS-
gebruiker kan niet worden verwacht dat hij deze taak
uitvoert.
Hei verwerken van fouten via een logisch model
Logische modellen moeten verzamelingen variabelen be-
vatten die onafhankelijk van elkaar kunnen worden
waargenomen. Als een reeks variabelen niet onafhanke
lijk is van een andere reeks, kan hij uit het model wor
den verwijderd. In een logisch model kunnen bijvoor
beeld zowel gegevens over temperatuur als over
hoogteligging worden gebruikt en het is mogelijk om de
temperatuur te schatten op basis van hoogte-informatie.
Als bekend is dat een dergelijke schatting inüerdaad is
uitgevoerd, en dat er geen directe temperatuurwaarne-
mingen zijn verricht, dan zouden de temperatuurwaar-
den uit het model kunnen worden verwijderd. Aan de
andere kant kunnen de temperatuurwaarden ook nog
meer informatie bevatten en slechts onvolledig correle-
ren met de hoogte-informatie. In dat geval moeten er
andere middelen worden gebruikt om de informatie
over de temperatuur te verwerken (op een minder in-
vloedrijke manier dan die informatie te behandelen als
een niet gecorreleerde variabele). De volgende voorbeel-
den laten zien hoe reeksen afhankelijke en onafhanke-
lijke metingen verwerkt kunnen worden om een kwali-
teitsaanduiding te kunnen geven aan de gegenereerde
informatie.
Als er metingen beschikbaar zijn voor (bijvoorbeeld) 3
onafhankelijke reeksen gegevens met de probabiliteiten
PI, P2 en P3, dan is de gecombineerde waarschijnliik-
heid (P):
P PI P2 P3 (1)
(P Staat hier voor de waarschijnlijkheid dat de door het
GIS geproduceerde informatie zijn aangegeven waarde
heeft).
Als P2 afhankelijk is van PI kan een voorwaardelijke
waarschijnlijkheid worden toegevoegd in plaats van P2:
P PI (P2 PI) P3 (2)
KT 1992.XV111.1
19