merical representation of terrain characteristics", maar
direct daarop definieert hij het digitale terreinmodel als
een grafische representatie van dat model (t.a.p., p. 22).
Op de zelfde bladzijde nog valt hij dan ook jammerlijk
in de door hemzelf gegraven kuil (of door de mand),
wanneer hij steh dat DTM's in de civiele techniek wor
den gebruikt voor de bepaling van het grondverzet. Dat
gebeurt nu juist niet in de grafische representatie, maar
in het oorspronkelijke digitale model! Het is precies
hetzelfde misverstand wat zo pijnlijk naar voren komt
in een passage in ormeling kraak (1990, p. 1): "Het
blijkt dan dat men met hulp van de Computer in het
kaartbeeld kan rekenen Wat moet ik me nu bij de
term kaartbeeld voorstellen, opdat ik hier niet iets on-
waars lees?
Er is dus onduidelijkheid, de kartografische wetenschap
onwaardig. Er worden zaken door elkaar gehaald en
verheldering is noodzakelijk.
Op het NGL-Congres 1991, over kwaliteit, heb ik een
beschouwing gewijd aan de motorfiets, een object in de
wereld (van der schans Janssen, 1991). De motor
fiets was beschreven door middel van drie tekeningen
(niet fundamenteel verschillend van kaarten!): een voor-
aanzicht, een bovenaanzicht en een zijaanzicht. De te
keningen had ik samengevouwen tot een transparant
doosje (figuur 2). Het doosje was geheel leeg, de totale
voorstelling van de motorfiets moest door een mentale
integratie van de drie tekeningen in het hoofd van de
waarnemer tot stand komen. Kraak zou dit een 'mental
map' noemen; of hij de tekeningen zelf als twee- of
driedimensionaal wil beschouwen laat ik graag aan zijn
oordeel over. Elk van de drie aanzichten van de motor
fiets kan afzonderlijk digitaal beschreven en opgeslagen
worden, voor latere weergave. Toch gebeurt er in de
GIS- en CAD-praktijk meestal wat anders: er wordt
een (onzichtbaar!) driedimensionaal digitaal model van
het object (het terrein of de motorfiets) geconstrueerd,
met een beschrijving van alle materiele en niet-
materiele eigenschappen en zelfs van het gedrag in de
tijd, en daaruit worden dan (zichtbare!) tweedimensio-
nale grafische voorstellingen afgeleid (foley van
dam, 1982). Er is dus iets geheel nieuws bijgekomen,
Figuur 2. Technische tekeningen van een motorfiets. Vroeger
was het doosje leeg, maar nu bevat het een onzichtbaar drie
dimensionaal digitaal model.
wat er nooit was, namelijk een driedimensionaal digi
taal model, als het wäre een digitale maquette (met dy-
namiek), totaal verschillend van een tekening in digitale
vorm.
Deze zienswijze is zo langzamerhand gemeengoed in de
wereld van het computerondersteund ontwerp (CAD),
maar helaas nog weinig doorgedrongen bij de beoefe-
naren van GIS en kartografie. Zij zitten nog te veel
vastgebakken aan wat ik het 'grafisch denken' noem.
Hopelijk kan dit artikel wat duidelijkheid verschaffen
over de ingrijpende gevolgen van de scheiding van vast-
legging en weergave van geografische informatie, als
aanzet voor toekomstig onderzoek naar de nieuwe mo-
gelijkheden en functies van de (karto)grafische voor
stelling.
Een klein stukje theorie
Vastlegging en weergave van geografische informatie
zijn onderdeel van een groter proces, namelijk het in de
wereld handelen van mensen, ondersteund door het ge-
bruik van tekens. Voor een goed begrip van de relatie
tussen vastlegging en visuele weergave in dit grotere
proces, en ook van het onderscheid tussen inhoud en
vorm, moet ik hier eerst kort een theoretisch kader
schetsen voor de verdere beschouwingen in dit en het
volgende artikel.
In een eerder artikel in het KT (van der schans, 1988)
heb ik de ontwikkeling geschetst van het waarnemen,
denken en handelen in de wereld, eerst alleen met de
hersens van de mens, toen met behulp van tekeningen
en schrift en nu met steun van, of zelfs geheel zelfstan-
dig door, digitale modellen. De schema's die ik toen ge-
bruikte zijn later samengevat in het zogenaamde
WDGM-model (van der schans, 1990), een uiterst
compacte beschrijving van het proces van geoinforma-
tieverwerking zoals dit, beginnend in de wereld W, via
mentale (M), grafische (G) en digitale representaties (D)
terugkeert naar de wereld (figuur 3). Om misverstanden
te voorkomen wil ik hier opmerken dat ik, bij gebrek
aan een allesomvattende term, onder informatieverwer-
king ook het ontstaan van de informatie in meting of
ontwerp, en de omzetting in handelingen in de wereld
versta, en dat de term grafisch voor mij betrekking
heeft op tekening en schrift beide.
Het WDGM-model beschrijft Processen waarin tekens
worden gebruikt voor vastlegging, bewerking en
informatie-overdracht: geheugenpatronen, klanken, ge
baren (in M), grafische Symbolen (in G) en groepen van
bits en bytes (in D), alle in talloze Varianten. Het ge-
bruik van tekens wordt bestudeerd door de wetenschap
van de semiotiek (kerner duroy, 1988). Deze onder-
scheidt een groot aantal aspecten van tekens, waaruit ik
er zelf een vijftal heb geselecteerd als meest bruikbaar
voor een nadere analyse van zowel de basissystemen W,
D, G en M uit het WDGM-model als de basisprocessen
vVW t/m MM binnen en tussen die Systemen. Deze as
pecten zijn: drager, vorm, betekenis, modaliteit en
functie.
KT 1992.X VI 111
35