goed aansluit bij het veelomvattende ecologisch land- schapsbegrip (leser, 1991). Digitaal Milieumodel zou ook een uitstekende naam zijn, passend bij de door Kraak gehanteerde definitie van kaart. Het is een geo- grafisch bestand, een digitale beschrijving van objecten van de wereld op een bepaald abstractieniveau, in ter- men van tijd, geometrie en thematische attributen, ge- heel onafhankelijk van de grafische weergave. Een ob- ject uit de wereld is dan twee- of driedimensionaal beschreven met zijden en knooppunten (in vectorfor- maat) of met rastercellen (rasterformaat) en bijvoor- beeld voorzien van de waarde 'weiland' voor het attri- buut 'grondgebruik'. Uit het DLM kan een, meestal zeer tijdelijk, Digitaal Kartografisch Model (DKM) worden geconstrueerd, via algoritmen of eventueel met interactieve ondersteuning, bijvoorbeeld voor de verdere aankleding van de kaart. Dit DKM komt overeen met de in figuur 4 getoonde plotfile of displayfile DOG. Het zeer bijzondere van het Digitale Kartografische Model is nu, dat dit niet het terrein beschrijft, maar de kaart, de grafische voorstelling, en wel als een verzame- ling van ten opzichte van het terrein geheel betekenislo- ze dementen. Het is een kartografisch bestand in de letterlijke zin. Een kaart is, althans gezien vanuit DKM, niets anders dan een verzameling (gekleurde) vlekken, een "razernij van verfopeenhopingen" (Van Gogh). De betekenissen, die het digitaal landschapsmodel in de vorm van tijd-, geometrie- en attribuutgegevens bevatte, zijn in het digitaal kartografisch model zoekgeraakt. DLM bevatte kaartinformatie (Kartografisch Woorden- boek 4.1.3), DKM beschrijft alleen maar kaartbestand- delen (Kartografisch Woordenboek 2.1.3). Wat ze ge- meen hebben is, dat ze beide niet beschrijven wat iets voorstelt, maar wat het feitelijk is. Dat is iets om even over na te denken. Een kaart, tekening of schilderij kun je op twee ver- schillende manieren bekijken, enerzijds als venster op de wereld (of op een denkbare wereld), als voorstelling, rijk aan betekenissen dus (zie figuur 6), anderzijds heel banaal als verzameling van vlekken zonder enige refe- rentie aan de wereld. De tweede zienswijze kost soms ontzettend veel moeite en oefening, eenvoudig doordat onze hersens erop zijn ingesteld aan alles betekenis toe te kennen en overal diepte in te zien. Het kan een kwestie zijn van leven of dood en daarom kunnen we in een museum bang zijn voor rood, geel en blauw. Bij al les wat ons oog treft vragen we ons af: 'Wat steh dat voor?' en 'Is het eetbaar, is het gevaarlijk?'. Bij een schilderij zullen we de interpretatie zelf moeten oplos- sen (eventueel aan de hand meegenomen door een kunstkenner), bij een kaart of technische tekening is er vaak een hulpmiddel met de naam 'legenda' of 'verkla- ring der tekens' dat de relatie legt tussen al die wonder- lijke kleuren en tekentjes en de objecten en attributen in de wereld waar ze naar verwijzen. Ook kennis van de ontstaanswijze van de kaart kan helpen bij de beteke- nisgeving. Dat een digitaal kartografisch model, plotfile of dis- DESIGN DRAWINGS must retain their transparency so that the attention of the designer is always focused beyond the draw- ing, on the reality of what is being designed, not at the level of the drawing itself. To be separated from what we are designing by time and space is difficult enough; we mustn't allow the form or technique of our representative drawings to separate us even further from reality. Figuur 6. De tekening als venster op de wereld. Bron: Loc kard, 1982. playfile geen verwijzingen naar het terrein bevat is goed te zien wanneer je een plotfile in HPGL-formaat in plaats van naar de plotter naar een printer uitvoert. Hij bestaat alleen uit tekeninstructies. Ook tekenpakketten als Ventura of CorelDraw produceren volkomen beteke- nisloze bestanden: ze geven aan op welke piek op pa- pier of scherm er een kleur moet worden geplaatst. Een PDL ('Page Description Language') als PostScript doet niet anders dan de vorm van wat op een bladzijde Staat vast te leggen. Hij kent grafische objecten, maar dit zijn niets anders dan betekenisloze cirkels, rechthoeken, lijnen en Symbolen. Hij is niet gemaakt om er de we reld mee te beschrijven. DLM en DKM verwijzen dus naar twee totaal verschil- lende werelden. DLM beschrijft het bestaande of toe- komstige terrein, landschap, milieu of hoe je het maar noemen wilt, ook zaken die niet direct zichtbaar zijn. DKM beschrijft heel kleine, platte, stukjes van de we reld namelijk bevlekte bladen papier en beeldschermen, beide zichtbaar. Het schijnt voor veel mensen moeilijk te zijn om dat uit elkaar te houden. Men Staat er niet bij stil. In het meest recente rapport over SUF-2, het standaard-uitwisselingsformaat voor kartografische en topografische gegevens (het verschil wordt niet uitge- legd), valt nog steeds te lezen dat teksten en Symbolen ruimtelijke objecten zijn. Toch vreemd, dat ik die in het terrein, buiten de kaart die ik in mijn hand of rugzak heb, zelden tegenkom, anders dan Philemon in het werk van tekenaar Fred (1974) (figuur 7). Ook heb ik 38 KT 1992.XVIII.I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1992 | | pagina 40