van de historische kartografie in het genre 'coffee-table books' oftewel 'plaatjesboeken'. Met deze karakte- risering bedoel ik overigens niets ne- gatiefs. Een van de grootste voorde- len van de historische kartografie is dat het onderzoeksmateriaal, oude kaarten dus, öök aantrekkelijk is voor een groot publiek. Een gevolg is dus dat veel uitgevers het aantrek kelijk vinden om boeken op dit ter- rein uit te geven, die dan wel voor- zien moeten zijn van een groot aantal, mooi ogende en vooral ge- kleurde kaarten, en daarnaast voor een redelijke prijs in de winkel moe ten komen te liggen. De historisch kartograaf die alert is op dit soort uitgaven kan zo in zijn handbiblio- theek een grote hoeveelheid goede afbeeldingen krijgen van een grote verscheidenheid aan oude kaarten. Het feit dat de tekst in veel gevallen een kritische wetenschappelijke toet- sing niet kan doorstaan, leidt er in veel gevallen toe dat dergelijke publi- katies door de wetenschappelijke be- oefenaar van de historische kartogra fie versmaad worden. Met deze beide boeken van Rebo Productions is dat niet echt nodig. De auteur, John Goss, studeerde geografie en was lange tijd de des kundige op het gebied van oude kaarten en reisboeken bij Sotheby's, en weet daarom waarover hij praat. Selecties uit twee belangrijke karto- grafische werken worden ons nu voorgeschoteld: de Atlas Maior, uit- gegeven in 1662 door Joan Blaeu in elf delen (Latijnse editie) met in to taal 593 kaarten van de gehele we- reld, en de zesdelige Civitates Orbis Terrarum, uitgegeven door Georg Braun en Frans Hogenberg, waarvan het eerste deel in 1572 en het laatste in 1617 te Keulen gedrukt is, met in totaal ruim 360 platen met zo'n 530 plattegronden, stadsgezichten e.d. Beide boeken beginnen met een kör te inleiding, waarin op een vlotte, duidelijke manier de geschiedenis van de Atlas Maior resp. de Civita tes verteld wordt. Bij de Atlas Maior volgen daarna twee hoofdstukjes met de presentatie van de atlas (de bindwijze en, gezien Goss' achter- grond verklaarbare, veilingprijzen!) en de ordening van de atlas, waarin een overzicht van de inhoud van de verschillende edities, die tegelijker- tijd dient als inhoudsopgave van de gereproduceerde bladen. Daarop volgt het hoofdgedeelte, 100 kaarten uit de Atlas Maior resp. 67 platen uit de Civitates. Elke kaart is over twee bladzijden afgebeeld en heeft een formaat van 33 x 44 cm (ca. 38 x 50 cm is het oorspronke- lijke formaat van Blaeus atlaskaar- ten, terwijl die van Braun Hogen berg over het algemeen iets kleiner zijn. Er is dus bijna sprake van 'ech te' facsimilesl). Aan weerszijden van de afbeelding is een brede marge, waarin een toelichtende tekst bij de kaart Staat. Bij Blaeu is de tekst meestal maar een halve kolom lang, bij Braun Hogenberg staan beide marges bijna altijd vol tekst. In de tekst gaat John Goss in op de geschiedenis van de kaart (auteur, bron, geschiedenis van de koper- plaat), op de kaartinhoud en soms op de geschiedenis van het afgebeel- de gebied. Hier is het jammer dat bij de kaarten uit de Atlas Maior nauwelijks ingegaan wordt op de heraldische en kunsthistorische as- pecten van de afgebeelde kaarten. Joan Blaeu voegde zeer veel heral- diek op zijn kaarten toe. Alleen al op de kaart van Guyenne en Gascog- ne vinden we 19 wapenschilden voor de verschillende gebieden (8 bleven er blank), terwijl daar in de tekst niets over gezegd wordt (als er wel iets over gezegd is, gaat de vertaler in de fout: het Engelse woord 'coat- of-arms', kortweg 'arms' moet in het Nederlands echt met het enkel- voud 'wapen' vertaald worden: de gebruiker zij gewaarschuwd; wanneer er bijvoorbeeld bij de kaart van Sici- lie gezegd wordt dat 'de koninklijke wapenen van Spanje zieh in de linker bovenhoek bevinden' slaat dit slechts op een van de beide wapens linksboven op die kaart, het ander is gewoon van Sicilie). Ook de symbo lische en allegorische figuren rond- om de cartouches worden slechts een enkele keer nader besproken. De teksten bij de stadsafbeeldingen van de Civitates zijn ook alle volgens een zelfde stramien opgebouwd: eerst de herkomst van de afbeelding en ver- volgens een - voor de beperkte ruimte - uitgebreide geschiedenis en beschrijving van de stad. Tot slot nog een opmerking over de tekst. Bij Engelsen is het gebruike- lijk om van een gelatiniseerde naam de uitgang 'ius' af te kappen, zo wordt Janssonius (latinisering van Janszoon) bij hen 'Jansson'. En zo is het hier ook in de Nederlandse vertaling terecht gekomen. Maar, zoals ik hierboven al gezegd heb, bij dit soort boeken gaat het niet om de tekst: de afbeeldingen staan op de eerste plaats. En daar is heel goed voor gezorgd. Zonder uit- zondering zijn alle afbeeldingen per- fect scherp en - voor zover ik kon beoordelen - goed van kleur. Omdat de afbeeldingen vrijwel op wäre grootte zijn, is elk detail duidelijk zichtbaar. Het is te hopen dat er nog veel van dit soort boeken komen, en wanneer de teksten zijn zoals die van John Goss, dan hoeft zelfs de wetenschap- pelijk historisch kartograaf zieh niet te schämen om öök de tekst te lezen! P.C.J. van der Krogt Spoor- en tramwegkaart van het Ko- ninkrijk der Nederlanden. Schaal van 1:400.000. Uitgegeven door het Departement van Waterstaat. Bijge- werkt tot 1 Augustus 1931. Gedrukt bij de Topografische Inrichting, 1931. Facsimile-herdruk uitgegeven door de Nederlandse Spoorwegen ter gele- genheid van 150 jaar Spoorwegen in Nederland. Reproduktie en druk: To pografische Dienst, Emmen, 1989. Het betreft hier een interessant pro- ject, en niet alleen vanwege de in houd van de kaart: het is de eerste keer dat (nog onder leiding van ir. P. Hartman) bij de Topografische Dienst gedrukt is van een gescand origineel. De vraag doet zieh voor waarom juist deze kaart is gereprodueeerd; er bestaan bijvoorbeeld ook uitgaven van deze kaart uit de jaren 1907, 1908, 1911, 1912, 1913 en 1917, mo- gelijk kwarnen ze voor de oorlog elk jaar uit. Ook nu verschijnen ze nog regelmatig. Waarschijnlijk is de kaart van 1931 gekozen omdat het de laatste was die uitkwam vöör de fusie van de Maatschappij tot Ex- ploitatie van Staatsspoorwegen en de Hollandse IJzeren Spoorweg- Maatschappij tot Nederlandse Spoorwegen in 1937. De netten van beide maatschappijen staan op de kaart aangegeven; de kaart bevat bo- vendien tramwegen en stoombootver- bindingen. KT 1992.XVII1.1 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1992 | | pagina 51