De laatste waterstaatskaart!?
M.A. Damoiseaux en W. van de Guchte
Het eerste blad van de Waterstaatskaart van Nederland, schaal 1:50.000, verscheen al in 1864. Het was de eerste kaart
die op een uniforme wijze voor geheel Nederland informatie geeft over de polders en stroomgebieden met hun wateren,
gemalen, sluizen, stuwen, dijken en dämmen en over de indeling in waterschappen. Ieder blad is sindsdien meerdere
malen herzien en toont dan steeds meer details door de toenemende complexiteit van de waterhuishouding. Dit als gevolg
van de steeds hogere eisen die landbouw, bevolking en natuurbeheer stellen aan de beheersing van waterkwantiteit en
waterkwaliteit. In 1980 is de 5e editie van Start gegaan, die naar schatting 10 tot 12 jaar zou duren. Eind 1988 waren 65
van de ruim 100 bladen gereed en 15 in bewerking. Een goed moment dus voor een bezinning over de gewenste opzet voor
een zesde editie van de waterstaatskaart. Sindsdien is er veel gebeurd!
Redenen voor verandering
Er waren verschillende redenen voor een grondige aan-
passing van de inhoud en vormgeving van de Water
staatskaart:
Gebruikerswensen zoals verkregen in een onderzoek in
1983 (damoiseaux, 1985) gaven aan dat de gebruikers
een snellere herziening van de bladen wensen; maar ook
meer informatie over waterkwaliteit, grondwater en
milieu en bovendien een betere leesbaarheid. De
behoefte aan een digitale vorm is toen niet gepeild, maar
later wel gebleken uit vragen en uit het feit dat steeds
meer gebruikers zelf informatie digitaliseren uit de kaart
(en vervolgens niet bijhouden!).
Nieuw beleid zoals verwoord in de Derde Nota Water
huishouding leidt tot een verschuiving in de informatie-
behoefte, maar ook tot het gebruik van nieuwe
begrippen. Voorbeelden daarvan zijn het hoofdwater
dat al het water omvat dat behoort tot de hoofdinfra-
structuur van de waterhuishouding; een watersysteem
dat niet alleen het water zelf maar ook de daarmee
samenhangende omgeving zoals waterbodem, oever,
organisch leven, technische infrastructuur, e.d. omvat;
en integraal waterbeheer waarbij zowel gelet wordt op
de interne samenhangen tussen kwaliteit en kwantiteit
van het oppervlakte- en grondwater, als op de externe
samenhangen met andere beleidsterreinen als ruimte-
lijke ordening en milieu. Voor de verwezenlijking van
dit beleid zijn nieuwe wetten afgekondigd (Wet op de
Waterhuishouding en Wet op de Waterschappen) of in
voorbereiding (Wet op de Waterkeringen). Gemeen-
schappelijk kenmerk van deze wetten is dat ze de water-
beheerders voorschrijven om iedere 4 tot 5 jaar een
beleidsplan samen te stellen.
Waterschapsconcentratie zorgt voor nieuwe, krachtiger
waterschappen voor het regionale en lokale beheer,
waardoor de rijksoverheid zieh kan beperken tot het
beheer van het hoofdwater. Hiermee verschuift ook de
zorg voor de detailinformatie van het rijk naar de water
schappen.
Nieuwe technologieen hebben geleid tot bruikbare en
(bijna) betaalbare Systemen voor geautomatiseerde
kaartvervaardiging in kleur en ook tot geschikte geogra-
fische informatiesystemen.
Het project Waterstaatskaart Nieuwe Stijl
Medio 1988 gehouden interviews met een aantal beleids-
medewerkers binnen de Rijkswaterstaat maakten duide-
lijk, dat er nog steeds behoefte was aan het soort infor
matie dat de Waterstaatskaart geeft. Maar dan bij voor-
keur digitaal en minder gedetailleerd. Hierna werd door
de Meetkundige Dienst, die sinds 1983 verantwoordelijk
is voor de Waterstaatskaart, groen licht gegeven voor
een uitgebreid onderzoek naar de opzet en produktie-
wijze van de 'Waterstaatskaart Nieuwe Stijl'.
Vervolgens werd een uitvoerig projectplan geschreven
en een projeetteam samengesteld met leden uit de
diverse vakgebieden van de Meetkundige Dienst.
Ook werd een klankbordgroep gevormd met diverse
gebruikers binnen en buiten de Rijkswaterstaat. En voor
iedere fase was een werkgroep gepland, die het feitelijke
onderzoek uit moest voeren binnen de gegeven tijd.
Als hoofddoel op körte termijn werd gezien het opzetten
van een Waterstaatkundig Informatie Systeem, of
kortweg 'WIS'. Het vullen van dit bestand zou gelijk-
tijdig moeten plaatsvinden met het vervaardigen van een
nieuwe editie van de Waterstaatskaart. Gedurende die
tijd kunnen dan ook de extra gebruiksmogelijkheden
van het bestand onderzocht worden. Daarbij zou een
doelmatiger produktieproces en een globalere inhoud
een verkorting van de herzieningscyclus mogelijk
moeten maken.
Op längere termijn werden nieuwe edities van de volle-
dige kaartserie minder waarschijnlijk geacht en zou
meer maatwerk in analoge en digitale vorm geleverd
worden. Het bij de tijd houden van het bestand zou dan
ook minder inspanning vergen, waardoor de hoge inves-
teringen dan ook hun grootste winst zouden opleveren.
KT 1992.XVIII.2
39